§2. MOUVEMENT
SANS RETOUR
Een beweging zonder retour
![]() |
| Et cependant la transcendance de l'être qui se décrit par l'immanence n'est pas l'unique transcendance dont parlent les philosophes eux‑mêmes. Les philosophes nous apportent aussi l'énigmatique message de l'au‑delà de l'Être. | Toch is de transcendentie van het zijn door de immanentie beschreven niet de enige transcendentie waar filosofen zelf over spreken. De filosofen brengen ons ook de raadselachtige boodschap van wat aan gene zijde van het zijn is. |
Er
is volgens Levinas een andere mogelijkheid. Er is meer mogelijk dan het bewustzijn
dat eerst alles moet bewerken naar een bewustzijns-eigen vorm, om daarna dat eigen
gemaakte, in dit geval dat wat ons overstijgt, wat ons te
boven gaat, op een voor ons geschikte wijze te kunnen consumeren. Ook het
raadselachtige, dat we niet in onze greep kunnen krijgen, het geheim, heeft een
plaats in de reflectie. Je zou ook mogen denken – in de huidige nederlandse discussie
in kranten als Trouw gevoerd, over wie gelooft denkt niet, wie denkt gelooft niet
– dat er meer denken bestaat dan dat wat een geldige conclusie weet teverbinden
aan een probleem als “twee plus twee”. Van iemand houden of het kwintet van Schubert
mooi vinden berust niet op zwakzinnigheid. Hoe het ook zij, voorlopig stelt Levinas, dat de geschiedenis van de filosofie van meer weet dan het weten, het gekende alleen. De filosofie kent naast het zijn meer begrippen die transcendentie of verschijningsvormen van transcendentie aangeven. | |
| La transcendance du Bien par rapport à l'Être επέκεινα τησ υοσιας est de deuxième degré, et l'on n'est pas obligé de la faire aussitôt rentrer dans l'interprétation heideggerienne de l'Être transcendant l'Étant. (265) | Het transcendentie van het Goede in verhouding tot het Zijn, (Plato, epekeina tès ousias, « voorbij het zijn ») hoort bij die tweede groep. Niemand is verplicht deze transcendentie terug te brengen tot de manier waarop Heidegger het zijn dat het zijnde transcendeert, interpreteert. |
Het Goede bijvoorbeeld. Ook het Goede is transcendent. Plato zegt, dat het Goede over het zijn heen gaat, verder gaat dan het zijn alleen. Heidegger kent de transcendentie. Het zijn overstijgt het het zijnde. Moet men zo het Goede denken als dat wat het zijn transcendeert op dezelfde wijze. Levinas ziet dat anders. | |
| L'Un
plotinien est posé au‑delà de l'Être et aussi επέκεινα
νου. L'Un dont parle Platon dans la première hypothèse du Parménide
est étranger à la définition et à la limite, au lieu et au temps, à l'identité
avec soi et à la différence par rapport à soi, à la ressemblance et à la dissemblance,
étranger à l'être et à la connaissance dont d'ailleurs tous ces attributs constituent
les catégories. Il est autre chose que tout cela, autre absolument et non pas par rapport à quelque terme relatif. Il
est l'Irrévélé; irrévélé non pas parce que toute connaissance serait trop limitée
ou trop petite pour en recevoir la lumière. Mais irrévélé parce que Un et parce que se faire connaître implique
une dualité qui jure déjà avec l'unité de l'Un. L'Un est au‑delà de l'être
non pas parce que enfoui et abscons. Il est enfoui parce qu'il est au-delà de
l'être, tout autre que l'être. |
|
Levinas
wil blijkbaar laten zien, dat niet enkel het zijn (Heidegger) transcendent is.
Ook het Goede of het Ene gelden in de traditie van de filosife als zich onttrekkend
aan de immanentie. Het Goede of het Ene kun je niet begrenzen, beperken, definieren.
Wat goed is of een-ig is met een uitdrukking van Cornelis
Verhoeven niet restloos te beschrijven.
Het is zoiets als overvloed, te veel. En, laten
we wel zijn, de ander is nooit de inhoud van mijn bewustzijn, blijft buiten-staander,
hoe nabij ook, vreemdeling. Wat voor soort gebeuren is dit transcenderen? Dit
meer ? overheen ? | |
In welke zin gaat het absoluut andere mij dan aan? Moeten we bijvoorbeeld in het contact – dat op zich al van begin af aan volstrekt ondenkbaar - met de transcendentie en de alteriteit dan maar afzien van de filosofie ? Is transcendentie alleen maar mogelijk als het absoluut blinde, enkel aanraken ? Een keer raken aan wat een niet-betekenis is ? Of moeten we daarentegen, wanneer Plato’s hypothese over het Ene waarin het Ene over het zijn en het kennen heen gaat, niet de ontvouwing is van een sofisme, - moeten we er dan van uitgaan dat we hier te maken hebben met een andere ervaring dan die waarin het Andere verandert in hetzelfde? Deze ervaring gaat in de richting van het transcendente, maar het is ook een ervaring omdat het Zelf zich in deze beweging niet extatisch verliest in het andere, weerstand biedt aan het lied van de Sirenen en zich niet oplost in het bruisen van een anoniem gebeuren. Het gaat dan nog over een ervaring die een beweging van het Zelf is, een beweging van het Ik. Een ervaring die de transcendente bijgevolg nadert in een betekenis die niet van haar afkomstig is. Is er een proces van betekenisverlening mogelijk dat er niet op neer komt het Andere in het Zelf te veranderen ? Is zo iets vreemds als een ervaring van het volstrekt exterieure mogelijk, iets dat in zijn termen even tegenstrijdig is als een heteronome ervaring ? Door dit te bevestigen zwichten we in ieder geval niet voor de verleiding of de illusie, door middel van filosofie empirische gegevens van de positieve godsdiensten terug te vinden, maar we gaan dan een beweging van transcendentie op gang brengen als een soort bruggenhoofd van een « overzijde » , zonder het eenvoudig naast elkaar bestaan van filosofie en godsdienst in de zielen en in de beschavingen alleen maar als een zwakte van de geest zien. We zouden dan ook de thesis aan de orde kunnen stellen, dat de ultieme essentie van Mens en waarheid het verstaan van het Zijn van de zijnden is. In die stelling lijkt, daar kunnen we het over eens zijn, beschouwing, ervaring en spreken samen te komen. |
|
Eenvoudig
gezegd en teruggebracht tot de kern : is het mogelijk dat het ik hoe dan
ook contact heeft met het andere op een zodanige wijze dat dit andere niet geinfecteerd
wordt door het ik dat zijn eenheidsbrengende saus (het zijn) over alles heen gooit ?
Kunnen we met de/het ander(e) en de anderen omgaan zonder er goulash van te maken
waar wat meer of wat mind af of bij kan ? Kan filosofie iets zeggen over
dat anders zijn van het andere, en dit andere als andere intact laten, sauveren ?
(Omgekeerd : heeft een woord als respect enige betekenis, of gaat dit enkel
over overgevoeligheid van sentimentele lieden ? voor mensen die aan illusies
geloven, illusionisten ?) | |
| L'expérience
hétéronome que nous cherchons ‑ serait une attitude qui ne peut se convertir
en catégorie et dont le mouvement vers l'Autre ne se récupère pas dans l'identification,
ne revient pas à son point de départ. Ne nous est‑elle pas fournie par ce
qu'on appelle tout platement la bonté et par l'oeuvre, sans laquelle la bonté
n'est qu'un rêve sans transcendance, un pur voeu (blosser Wünsch) selon l'expression kantienne
? |
|
| We komen
in de buurt. Is er een ervaring die het anders zijn van het andere niet beheerst, niet definieëert, niet opneemt en neutraliseert in het systeem van wat mij eigen is? Zou eenvoudig weg de ervaring dat iets goed is, daar een aanduiding van kunnen zijn ? Of het werk. Als het Goede niet gedaan wordt, als het goede natuurlijk en vanzelfsprekend is, dan is het niet buiten-gewoon, niet goed. Als het goede niet goed is, dan is het een illusie, een wens – een drog- of droombeeld van het ik. Maar het echt goede … ? | |
| Mais
il faut dès lors penser l’Oeuvre non pas comme une apparente agitation d'un fond
qui reste après coup identique à lui‑même, telle une énergie qui, à travers
toutes ses transformations, demeure égale à elle‑même. Il ne faut pas davantage
la penser comme la technique qui par la fameuse négativité réduit un monde étranger
‑ à un monde dont l'altérité s'est convertie à mon idée. L'une et l'autre
conception continuent à affirmer l'être comme identique à lui‑même et réduisent
son événement fondamental à la pensée qui est ‑ et c'est là l'ineffaçable
leçon de l'idéalisme ‑ pensée de soi, pensée de la pensée. L'OEuvre
pensée radicalement est en effet un mouvement du Même vers lAutre qui ne retourne
jamais au (267) Même. Au mythe d'Ulysse retournant à Ithaque, nous voudrions
opposer l'histoire d'Abraham quittant à jamais sa patrie pour une terre encore
inconnue et interdisant à son serviteur de ramener même son fils à ce point de
départ. | We moeten daarom over het Werk gaan denken als iets dat niet op het in beweging komen van een bodem lijkt die achteraf identiek blijft aan zichzelf, als een energie die door alle transformaties heen gelijk blijft aan zichzelf. Men moet over het werk ook niet denken alsof dat een techniek is die door de fameuze negativiteit een mij vreemde wereld reduceert tot een wereld waarvan de andersheid omgevormd is naar het idee dat ik er van heb. Beide opvattingen blijven het zijn bevestigen als identiek aan zichzelf. Zij herleiden het fundamentele gebeuren tot een denken dat – onuitwisbare les van het idealisme – zichzelf denkt, een denken dat het denken denkt. Radicaal gedacht is het Werk in feite een beweging van het Zelf naar de Ander. Het komt nooit terug bij zichzelf. Wij willen tegenover de mythe van Odysseus die terugkeert naar Itaca de geschiedenis van Abraham zetten. Hij verlaat zijn vaderland voorgoed, voor een land dat nog onbekend is. Hij verbiedt zijn knecht zelfs zijn zoon terug te brengen naar dit vertrekpunt. |
| Een nieuwe
term komt naar voren. Het Werk. In het Werk dat ik doe, doe ik afstand van mijn
werken. Werken is volgens Levinas fundamenteel niet voor mezelf. Mijn werk reikt
ik de anderen aan, ik strek mij uit naar anderen. Werken is voor de ander. Mijn werk komt niet terug bij mezelf. Werken is niet de wereld zetten naar mijn hand, naar mijn idee. Werken is afstand doen van, loslaten. Odysseus vertrekt naar huis. Hij komt uit waar hij begonnen is. Maar Abraham vertrekt. Hij komt niet terug. Hij gaat weg. Zelfs zijn zoon mag niet terug naar waar Abraham vandaan kom. Leven, doen, werken is een beweging zonder retour. | |
| L'OEuvre
pensée jusqu'au bout exige une générosité radicale du Même qui dans l'œuvre va
vers l'Autre. Elle exige par conséquent une ingratitude
de l'Autre. La gratitude serait précisément le retour du mouvement à son origine. Mais d'autre part, l'Oeuvre diffère
d'un jeu ou d'une pure dépense. Elle n'est pas en pure perte et il ne lui suffit
pas d'affirmer le Même dans son identité bordée de néant. L'œuvre n'est ni une
pure acquisition de mérites ni un pur nihilisme. Car comme celui qui fait la chasse
au mérite, l'agent nihiliste se prend aussitôt pour but ‑ sous l'apparente
gratuité de son action. L'oeuvre est donc une relation avec l'Autre, lequel est
atteint sans se montrer touché. Elle se dessine en dehors de la délectation morose
de l'échec et des consolations par lesquelles Nietzsche définit la religion. |
|
Levinas
gaat nog even door op wat werken is. Het Werk is een vorm van afstand doe, van
gaan naar de ander, loslaten voor de ander, beschikbaar stellen. Of de ander dat
bevestigt doet er niet toe. Het wordt niet gedaan om de ander in dank af te laten
nemen. Daarmee houdt het werk iets opens. Het staat ter beschikking, is niet beslist.
| |
| Mais le départ sans retour et qui ne va pas cependant dans le vide, perdrait également sa bonté absolue si l'oeuvre quêtait sa récompense dans l'immédiateté de son triomphe, si impatiemment elle attendait le triomphe de sa cause. Le mouvement à sens unique s'invertirait en une réciprocité. Confrontant son départ et sa fin, l'oeuvre se résorberait en calculs des déficits et des compensations, en opérations comptables. Elle se subordonnerait à la pensée. L'action à sens unique n'est possible que dans la patience, laquelle, poussée à bout, signifie pour l'agent: renoncer à être le contemporain de son aboutissement, agir sans entrer dans la terre promise. | Maar het vertrek zonder terugkeer dat toch niet in de leegte verdwijnt, verliest eveneens zijn absolute goedheid wanneer het werk op zoek zou zijn naar de beloning in de onmiddellijkheid van zijn slagen, ook al is het er ongeduldig uit op uit te lukken. Dan zou het werk als eenrichtingsverkeer omgezet worden tot wederkerigheid. Begin en einde met elkaar vergelijkend gaat het werk op in berekeningen van verlies en compensaties, in rekenkundige berekeningen. Het maakt zich ondergeschikt aan het denken. Een daad als eenrichtingsverkeer is alleen als geduld mogelijk. Voor wie dit doet betekent het uiteindelijk, er van afzien, tijdgenoot te worden van de voltooiing van de daad en handelen zonder binnen te gaan in het veelbelovende land. |
| Het werk
richt zich tot de ander, doet afstand van. Maar het is ook uit op slagen. Als
eenrichtingsverekeer begonnen wordt het wederkerig. Toch, vanuit degene die doet
gezien, werk vraagt geduld. Voor wie handelt betekent dat vooreerst : handelen
zonder resultaat, zonder het veelbelovende land binnen te gaan. | |
| L'avenir
pour lequel l'oeuvre s'entreprend, doit être d'emblée posé comme indifférent à
ma mort. L'oeuvre à la fois distincte de jeux et de supputations ‑c'est
l'être‑pour‑l'au‑delà‑de‑ma‑mort. La patience
ne consiste pas pour l'agent à (268) tromper sa générosité en se donnant le temps
d'une immortalité personnelle. Renoncer
à être le contemporain du triomphe de son oeuvre c'est avoir ce triomphe dans
un temps sans moi, viser ce monde‑ci
sans moi, viser un temps par‑delà l'horizon de mon temps. Eschatologie sans
espoir pour soi ou libération à l'égard de mon temps. |
|
| Dat het
werk zich beweegt « weg van mij » wordt nu verder doorgedacht. Mijn
werk onttrekt zich aan mij, ook aan mijn dood. Mijn werk maakt mij niet op een
of andere wijze onsterfelijk. Mijn werk gaat naar een tijd zonder mij, los van
mij. (Is dat niet « de wereld » ?) | |
Être
pour un temps qui serait sans moi, être pour un temps après mon temps, pour un
avenir par‑delà le fameux « être‑pour‑la‑mort », être‑pour‑après‑ma‑mort
‑ « Que l'avenir et les plus lointaines choses soient la règle de tous les
jours présents » ‑ ce n'est pas une pensée banale qui extrapole sa propre
durée, mais le passage au temps de l'Autre. Ce qui rend un tel passage possible,
faut‑il l'appeler éternité? Mais peut-être la possibilité du sacrifice va
jusqu'au bout de ce passage et découvre le caractère non‑inoffensif de cette
extrapolation: être‑pour‑la‑mort afin d'être pour ce‑qui‑est‑après‑moi. |
|
| De
eigenlijke mens is voor Heidegger de mens die zijn dood onder ogen ziet: sein
zum Tode. Levinas kijkt anders naar het uiterste. Wat ik doe, mijn werk,
doet afstand van mijzelf als eerste en laatste doelstelling. Ik ga door mijn werk
"over de dood heen". Daarbij moet je niet denken aan "voortbestaan
na je dood in je werk, in wat je na laat". Je werk herkent je niet meer.
Je verleden is geen borg voor de toekomst. Oversteken, over mijn tijd heen reiken,
betekent: oversteken naar de tijd van de ander. Mezelf vergeten, het offer, gaat
mee tot het einde toe, naar de overzijde, naar de ander - volstrekt op weg naar
vrede. | |
| L'oeuvre
du Même en tant que mouvement sans retour du Même vers l'Autre, je voudrais la
fixer par un terme grec qui dans sa signification première indique l'exercice
d'un office non seulement totalement gratuit, mais requérant, de la part de celui
qui l'exerce, une mise de fonds à perte. Je voudrais le fixer par le terme de
liturgie. Il faut éloigner pour le moment de ce terme toute signification religieuse,
même si une certaine idée de Dieu devait se montrer comme une trace à la fin de
notre analyse. D'autre part, action absolument patiente, la liturgie ne se range
pas comme culte à côté des oeuvres et de l'éthique. Elle est l'éthique même. |
|
Han
Renckens, de ambachtelijke exegeet van indertijd de Katholieke Theologische Hogeschool
te Amsterdam, vatte exodus graag samen met de titel van standaardwerk van Georges
Auzou: De la servitude au service (1961), van herendienst naar eredienst.
Daar komt het woord liturgie om de hoek kijken. Het gaat hier om een dienen dat
onttrokken is aan de economie, dienen om niet. "Tot je dienst". | |
3.
Behoefte en verlangen
4. De diaconie
5.
Het spoor
6. Het spoor en de Illé-iteit