Zijn
plaatsen:
Vitebsk 7 juli 1887 - Parijs 1912 - Vitebsk 1914 - Petrograd 1915
- Moskou 1917 - Berlijn 1922 - Parijs 1923 - New York 1941 - Orgeval
1948 - Vence 1950 - St.Paul - 1966 - 28 maart 1985)
Vitebsk,
"mijn droevig gelukkige stad" zegt Chagall rond de veertiger
jaren van de vorige eeuw als balling in New York. Het zijn beelden die
in het werk blijven terugkomen. Daken met de over alles uitstekende
kerk, mannen en vrouwen, vioolspelers op het dak, kippen en hanen, een
rund, karren, violen, stoelen op poten, tafels van allerlei soort, klokken,
mannen gebogen, met een plunjezak en een stok. Al die "huiselijkheden"
komen zo vaak langs dat ze bijna decorstukken van je eigen jeugd worden.
Vooral mensen, gewone mensen, verliefde mensen, vroom en radeloos, eenzaam
en met elkaar verbonden. Bladerend door kunstboeken over Chagall kom
je in zoveel details "herkenbaarheid" tegen, als waren het
fragmenten van jezelf.

Schepping
De
engel draagt de mens het beeld in. Een aarde van warmte en tederheid,
kwetsbaar en in vrede. Een soort Kerstmis bijna.
Het werk is gedateerd 1956-1958. In voorstudies blijken die engel en
de mens zoiets als voorgegeven uitgangspunt.
" Een engel," zo zei de Amsterdamse Exegeet Ben Hemelsoet
vaker, "is God bij wijze van spreken". Minsten his masters
voice.
De ruimte wordt gevuld door een bewegende zon met daaromheen bewegen
engelen en mensen, in gebed, vragend, lezend.
Aäron draagt de kandelaar en houdt de ladder voor de droom van
Jacob vast.
Mozes, bijna een engel, ontvangt uit de handen uit de wolk de Tora.
Een engel blaast de sjofar van Grote Verzoendag.
Vissen komen we vaak tegen. De vader van Chagall heeft in de vishandel
gewerkt. De vis is een teken van leven, misschien zelfs van leven waar
voor een mens geen leven mogelijk is, onder water.

|
Genesis
begint met twee scheppingsverhalen, het zeven dagen verhaal en
het verhaal van de mens en zijn "hem tegenover".
Rechts
beneden zien we de verwijzing naar de man, de vrouw en de vrucht.
Links van hen de waarschuwende haan en dan die zuil die de slang
zou kunnen zijn. Alles is nog open, een en al leven. Maar naief
is het niet. Boven zien de een rabbijn met een Tora-rol. De rabijn
heeft het hoofd van een ezel of een geit, tot leren bereid en
zacht. En David met zijn harp. Een hand bijna in de aanslag. |
 |
In fragmenten
Iemand kijkt
in het voorbijgaan nog even om. Daar komt de voorstelling vandaan. Hij,
of toch een zij, draagt aan.
Iemand, Een engel.
Iemand die iets te melden heeft. De boodschapper die zijn boodschap
is.
Annuntio vobis gaudium magnum kan dan op de loggia van de Sint
Pieter in Rome gezegd hebben. Een mens. Ecce homo.
De jongen heeft dezelfde lichaamshouding als Isaac in het verhaal
over zijn bijnding in Genesis 22.

Ten
aanschouwe van allen. Een sloep vol mensen.
De rebbe houdt aan de voet van de ladder van Jacob de Tora-rol vast.

Bij
de bron van alle verhalen - alles dat toch goed zal komen. Vastberaden,
present, ingetogen.
Het baldakijn van de trouw op de achtergrond, waar leven - opnieuw,
als vanouds - kan gaan beginnen.
Geel
als kleur van het heilige, "dat wat onttrokken is".

Een vrouw en een kind achter de huiselijkheid van de
haan vol leven met een mensenhoofd, omziend.
Een man, een vrouw, kinderen. En koning David op zijn harp spelend met
op de achtergrond Vitebsk.

En
bloemen: eerbiedig en vol achting aangedragen.
Schepping:
moet je zien, een mens.
Even staat de wereld stil voor een weerloos wonder.
