(c) Jan Engelen, 2003.
Herten
Johannes les 2
1. Waar we waren.
In
les 1 is duidelijk geworden dat Jezus in het evangelie
volgens Johannes uit is op vrede. Jezus
die verrezen is verschijnt twee keer te midden van de leerlingen om
vrede op jullie te zeggen. Er is toegelicht: een opdracht en
een wens[1].
Hoe zit dat dan met die vrede, bij Johannes? Wat
is die vrede? Is die vrede zo belangrijk? Waarom is die vrede zo belangrijk en
wat stelt het voor? Kun je er mee?
Dat die vrede belangrijk is blijkt uit de plaats
waar het zo nadrukkelijk wordt genoteerd. Jezus
had in Johannes 20 ook kunnen zeggen: “Jongens, je snapt het wel waar
het over gaat. Doe je best, maak er wat van. Gedraag je
een beetje sociaal, probeer niet altijd op de beste plaats te zitten,
spreek niet met twee tongen, denk … zeg … vindt … en doe tot en met
trekt tijd uit voor de Tora en wees ook eens een beetje serieus.”
Ik bedoel: door Jezus zo nadrukkelijk over vrede te laten spreken
spreekt hij ook over veel dingen niet – zijn er prioriteiten gemarkeerd,
ligt voor Jezus volgens Johannes blijkbaar het gewicht elders[2].
VREDE is de naam die uiteindelijk dat alles samenvat, blijkt (Jo
20, 19. 21. 26).
Als werkhypothese gaan we uit van de aanname: Johannes
presenteert ons Jezus als iemand die uit is op vrede. Je hoeft niet
te vragen of dit in 2003 nog steeds zoiets als een programma kan zijn.
Vanuit het einde, dat perspectief, gaan we nu opnieuw
vooraan[3] beginnen.
2. Dag één en de derde dag die ook de zevende dag is
Al vrij snel blijkt in het Johannes-evangelie dat
er dagen worden geteld. Het fragment 1,19-28 blijkt een eerste dag
te zijn. Dat zie je aan 1,29. Daar geeft de tekst: de volgende
dag. Dat is dus dag twee. Nee, dat is de tweede dag. Je mag hier
het rangtelwoord gebruiken, net zoals Genesis 1,8 dat ook doet.
Dag 1 is in Genesis 1 een absolute uitzondering, de
enige die met het hoofdtelwoord wordt geteld.
Dag één is de dag van het licht. Die dag kent zijn
gelijke niet. Daarmee zijn we, net zoals bij één God, uitgeteld. Blijkbaar
is met het licht op een of andere manier alles gezegd. De andere
dagen komen simpel na elkaar, tweede dag, derde dag, enz. Rangtelwoorden:
de een na de ander[4].
Je ziet in 1, 19 de volgende dag. Dat is aardig.
Want die aanduiding komt terug in 1,35 en 44. Blijkbaar wil Johannes
je leren tellen, of moet je op je tellen passen. Wanneer 2,1 begint
en op de derde dag dan beginnen we te rekenen. Deze derde dag
is ook de zevende (x, - vlg dag v.29, vlg dag v.35, vlg dag v. 44) dag,
want vier en drie is zeven.
De zevende dag is duidelijk. Dat is de dag
van de voltooiing, de dag van de rust. Een dag lekker staken. Het
is af. Alles is klaar. Uitblazen en opademen.
Maar de derde dag, wat is daarmee? Dan moeten
we terug, zoals gezegd, naar Genesis 1, de verzen 9 tot en met 13.
Als je gaat lezen merk je dat er twee zaken aan de orde zijn. Op de
eerste plaats gaat het over de wateren
die op een plaats moeten samenvloeien. Zo ontstaat de zee en het land.
God ziet het en ziet hoe goed! Daarna komt her het groene gewas
met alle nadruk op zaad. Je ziet het aan bijvoorbeeld de druivenstok
in het voorjaar. Wanneer de kleine blaadjes uit de kop komen en net
opengaan, zie je een minitrosje. Omdat je weet wat je verwachten kunt
ontwaar je in dat propje puntje de komende tros. Hoeveel bomen en
struiken beginnen niet met bloemen zodat meteen de vruchtvorming aanzet.
Bij het groene gewas hoort de toekomst[5].
En dat eindigt ook in: hoe goed!
De derde dag, zo blijkt bij nader toezien, is de
dag waarop God twee keer
zegt hoe goed. Daarom is dat in de joodse gemeenschap
een uitstekende dag om te trouwen: twee keer goed! Een keer voor de
bruid, en een keer voor de bruidegom.
Wanneer Jo 2,1 zegt: en op de derde dag is er
een bruiloft in Kana in Galilea zijn
we niet verbaasd. De derde dag is daarvoor geschapen.
Samenvattend: op weg naar vrede begint Johannes 2
met een bruiloft. De bruiloft of het huwelijk in de Schriften, is
altijd een beeld van het verbond. En let wel: bij verbond moet je
niet denken aan een ding, aan zoiets als kauwgum. Verbond doet altijd
denken aan dat het nu niet vanzelfsprekend is, dat het nu bevochten
is op slavernij en onderdrukking, dat het nu een uitzondering is,
godzijdank. Wij waren .. en hij heeft ons
bevrijd.
Verbond is dus een verleden hebben, niet vergeten.
3. Naast de derde en de zevende dag is er nog iets: pesach misschien?
We gaan terug naar Jo 1,29. Het is de dag waarop
Sint Jan in zijn evangelie Jezus aanwijst als het lam
Gods. Wat is er met dat lam gods?
Het vervelende is, dat dit voor ons een vanzelfsprekende
zaak is. Vlak voor Pasen zie je ze bij de bakkers en de slagers alsof
het natuurlijk is lammetjes van brood of van boter. Pasen associёren we als vanzelf met dartele
lammetjes in de wei, het onmiskenbare beeld van de lente.
Vergeet evenwel niet: het
Paaslam heeft alles te maken met de tiende plaag, de dood van de eerstgeborene
(het doorgaan van de geschiedenis is niet vanzelfsprekend(?)).
In Exodus 12 vind je, dat ieder gezin een stuk kleinvee
apart moet zetten.
Daar staat een datum bij. Je isoleert één dier van de
kudde op de 10e dag van de eerste maand. Dat dier wordt bewaard tot
de veertiende dag. Dan wordt het geslacht en het bloed van dit dier
wordt gestreken op de deurposten. Wanneer in de nacht de engel
des doods voorbijtrekt gaat om de eerstgeborenen
te doden, dan zal hij de huizen met het bloed van het paaslam overslaan.
[[voorbijgaan, overslaan: pasach. Pesach,
pasen is daarvan
afgeleid!]] In de nacht van de veertiende op de vijftiende van de
eerste maand is het pesach/pasen.
Pesach is de oude naam voor Pasen.
Dat wil iets zeggen. Voor wie weet waar het over
gaat staat in Jo 1,29 bij zie het lam gods
in kleine letters of onzichtbaar geschreven, een datum. Er staat:
de 10e dag van de eerste maand. Nu tellen we verder.
1,29:
de volgende dag – de 10e dag van de eerste maand;
1,35: de volgende dag
– de 11e dag van maand een.
1, 44: de volgende dag
– de 12e dag van maand een.
2,1 de 3e dag.
Even rekenen: 12 plus 3 is 15. Dat wil zeggen pesach:
pasen!
Met andere woorden: die 3e en 7e dag is
ook de 15e dag
van maand 1, dat wil zeggen: Pasen.
4. pesach/pasen
Het verhaal van de bruiloft van Kana
zou voor ingewijden een paasverhaal zijn.
Dat wil zeggen: het eerste verhaal van het johannesevangelie (nadat de eerste leerlingen bijeen zijn
gebracht) is het verhaal over de bruiloft die toch doorgaat, over
het verbond dat niet stuk te krijgen is, over Pasen. Wij waren
slaven in Egypte en hij heeft ons bevrijd. Die bevrijding
wordt in Kana meer ingevuld, aarzelend nog
maar tegelijk onmiskenbaar, onontkoombaar.
Johannes schrijft zijn evangelie, naar het zich laat
aanzien over de messias die hij niet is.
Zijn verhaal over de messias, een verhaal over een leven op weg naar vrede, begint
met een verhaal over het verbond, het bedreigde verbond (geen wijn) dat toch doorgaat. Nu begrijp je ook de afsluiting
van dit verhaal. Het heet: het eerste, het begin van de tekenen. Dit
is het alles beheersende principe van het evangelie van Johannes.
En, misschien is het wel aardig om te weten, maat
met Pesach vertelt en studeert Israël het verhaal over de bevrijding
uit de slavernij. Op de middag van de eerste en tweede dag leest zij
het Hooglied, het verhaal over bruidegom en bruid, over god en zijn
volk.
Met andere woorden.
Het lijkt er op dat Johannes zijn verhaal over Jezus
en zijn leerlingen niet wil beginnen tenzij door Pesach/Pasen aan
de orde te stellen en binnen dat kader te gaan vertellen over Jezus.
Zodra er leerlingen zijn is het Pesach. Jo 2,13 pesach
van de joodse mensen of mensen van Judea
verrast ons niet.
Gaan we nu naar de bruiloft van Jo 2,1-12
Zodra er leerlingen zijn (hoeveel leerlingen worden
er geroepen in Johannes 1? Wanneer is er sprake van een groep?) blijkt
Jezus als geroepen te komen in Kana in
Galilea ter bruiloft..
Bruiloft
Als er bruiloft is, wat is dan de eerste vraag? Wie
trouwt er. Precies. Wie trouwt er? Alhoewel
… maar dat is voor later. Laten we nu zeggen: Dat weten we niet. Het
verhaal vertelt er niets over.
Wanneer het in de schrift
over bruiloft en huwelijk gaat, dan gaat het altijd over verbond.
Zie Hosea, het voorbeeld bij uitstek. Dus over God en het volk.
(Dan zou je al een beetje kunnen weten wier de bruid is en wie de
bruidegom, maar … later.)
De moeder van Jezus
Maria is er. Ze hoort er blijkbaar als van nature
bij.
Alhoewel.
Waar staat dat? Maria? Dat staat er niet. De moeder
van Jezus is daar. Wie is de moeder van Jezus. Dat is toch Maria!
Ja, maar het staat er niet. Geef je met behulp van het verhaal antwoord
op de vraag: wie is de moeder van Jezus, dan moet je letten op wat
ze doet en wat ze eventueel zegt. De moeder van Jezus is dan degene
die opmerkt wat er ontbreekt (geen wijn!). En ze zegt ook iets.
Ze zegt: Wat hij jullie ook zegt, dat moet je doen.
De moeder van Jezus zou dus iedereen kunnen zijn?
Daar lijkt het op, ja. Zie eventueel Markus 3,34-35.
Maria is daar. Jezus is
uitgenodigd zegt de vertaling. Het grieks
geeft letterlijk geroepen. Wanneer toch blijkt dat Jezus daar
als geroepen komt, dan is het toch te aardig om dat ook zo te vertalen!
Ontbreken
Er is geen wijn. De wijn ontbreekt. Vertalers kunnen
het niet laten hier tedoen alsof er wel
wijn was, maar die wijn was op. Dus: gebrek aan wijn. Letterlijk staat
er: terwijl de wijn ontbrak. Vreemde bruiloft, een bruiloft zonder
wijn. Dat betekent: een bruiloft die niet door kan gaan. Een bruiloft
waar iedereen zingt: we hebben dorst en we krijgen niets te drinken!
De moeder merkt het gebod op. Ze zegt het haar zoon.
Die vraagt in het grieks letterlijk: ti
emoi kai soi: wat is er tussen mij en jou. Mooie vraag, de vraag
naar de binding, naar het tussen. Blijkbaar heeft iemand meer prioriteit
dan Jezus alleen., Blijkbaar hangt zijn doen,
ook wat hij gaat doen, niet van hem op de eerste plaats af.
Mijn uur is nog niet gekomen.
Doen zoals gezegd
Voor de moeder van Jezus betekent dit blijkbaar niet,
dat Jezus het niet zal doen. Zij zegt: wat hij jullie ook zegt, doe
dat.
Ze doen het. En ze vullen de vaten[6]. Nee, ze vullen de vaten tot de rand. Tot
de rand – dan hangt ook in de vertelling je hand hoog. Dan moet
je je hand naar je toe terug trekken. Wat
is er dan aan de hand?
Ze laten de feestmeester proeven en die heeft geen
idee van wat er aan de hand is. Iedereen, maar jij!
De ceremoniemeester heeft bemerkt dat hier iets niet klopt. Dit is
anders, een uitzondering.
Een vraagje
Tijden het proeven blijkt het water wijn te zijn.
Wat is hier in ’s hemelsnaam gaande? Intussen beginnen de bruiloftsgasten
te zingen: Zo’ne goeie
hebben we nog nooit gehad. En geconfronteerd met de opmerkingen van
de leider van het feest tegenover de bruidegom vraagt de lezer zich
af: wat is hier aan de hand? Wie is dat, die Jezus?
Bruidegom
Intussen is gebleken dat er op deze bruiloft een
bruidegom is. Wie zou nu de bruid kunnen zijn? Zo merkwaardig als het klinkt, dat moeten we
in eerste instantie voor terug naar de vaten. Ze heten zes
stenen kruiken voor reinigingsgebruik. De kwestie van de reiniging
komt bij Johannes alleen nog aan de orde in 3,25. We worden deelgenoot
gemaakt van een dispuut over de reiniging. Ze protesteren bij Johannes
dat Jezus meer leerlingen maakt dan Johannes. Daarop antwoord Johannes
om te beginnen nogal plechtig. Over wat geen mens kan tenzij
wanneer. Daarna wordt het wat simpeler.
Johannes heeft gezegd: ik ben de messias
niet. Die de bruid heeft is de bruidegom. Ik ben de vriend van de
bruidegom. Ik sta er bij en luister naar hem. Letterlijk weergegeven:
ik verheug mij met vreugde en mijn vreugd is groot. Drie keer hoor
je vreugde. Het gaat over de vriend van de bruidgom.
Zou Johannes bedoelen dat de messias
de bruidegom is? Zou Jezus de messias zijn?
Als de lezer deze vraag stelt moet ook de lezer die vraag beantwoorden.
En wie mag dan de bruid zijn?
Johannes heeft maar een dochter, een huwbare vrouw
in zijn evangelie. Daarvoor moet je naar Jo 11,12-19, met
name 12,15: dochter Sion. Sion is de meisjesnaam van Jerusalem.
Alsof de messias de bruidegom is en Jerusalem de bruid.
Dat gaat dus allemaal een beetje snel. Johannes.
Wil jet het nog een rustig vertellen en uitleggen? Eerst: dit is het
begin, het hoofd van de tekenen. Het teken in hoofdzaak. De kern van
de zaak. De leerlingen gaan nu zien wat de komst van Jezus op de bruiloft
die niet doorgaat maar toch betekent. Zijn heerlijkheid, misschien
meer naar de aard van het woord[7] vertaald: zijn gewicht, zijn doorslaggevende betekenis.
Daarom gaan ze in vertrouwen naar hem, vertrouwen ze zich aan hem
toe. Dan is het Pasen en gaan we op naar Jerusalem om daar te leren over
het heiligdom dat die stad siert.
De weg van en naar de vrede is de messiaanse
weg. Het is de weg over het verbond dat toch doorgaat. Als mensen
maar naar elkaar luisteren
les
1. Vrede
les 2. Bruiloft
les 3. De Samaritaanse
les 4. De blindgeborene een
twee drie
les 5. Een echte herder
les 6. Nog eens: vrede