Hemel en …

 

1.

Een paar dagen geleden, rond begin februari 2002, hoor ik op zaterdagochtend een student tijdens een college iets zeggen over "hemel en hel". Ik dacht dat die combinatie intussen wel verdwenen zal zijn. Maar dat is dus niet waar. Ik spreek de student aan en zeg: "Luister: hemel en …"

Je mag natuurlijk invullen: "hemel en hel". Eeuwenlang is dat gebeurd. Zie bijvoorbeeld ook hemel en ... 2. Maar "hemel en hel" is geen bijbelse combinatie. Sinds Genesis 1 moet je spreken over "hemel en aarde".

Die twee willen naast elkaar, op gelijke hoogte, gehoord worden. De hemel is de plaats van God. "Waar God is". De aarde is de plaats van de mens. Waar de mens mens is. Misschien: waar de mens hopelijk mens is.

 

De hemel is de hemel voor G-d

en de aarde – die geeft hij aan de kinderen van de mensen.

 

Zo zegt Psalm 115,16 dat. Ik heb het met een pauzeteken vertaald, een rust die je even moet vasthouden bij aarde. In het hebreeuws van de rabbijnenbijbel staat een rebia boven de aarde. Het geeft een extra lading: even je adem inhouden. Want op de aarde komt het voor ons aan. De hemel is zijn zorg, gods zorg.

 

2.

Voor ons gevoel is er een onpeilbare afstand tussen hemel en aarde. Voor het goede boek is dat niet zo. Zie Genesis 1,1

beresjiet                                                          om te beginnen

bara                                                                 schept

elohiem                                                           god

eth hasjamaiem we-eeth ha-arets              hemel en aarde

Je ziet de eerste drie woorden in het hebreeuws. De woorden vier tot en met zeven staan voor hemel (sjamaiem) en aarde (arets).  God is het enige onderwerp in de bijbel bij scheppen/bara. Zijn scheppen is een daad zonder gelijke, niet te vergelijken. Bijbels gesproken is er niemand anders die schept. Wat het betekent? Strikt gesproken weten we dat dus niet. Je kunt het niet met de daad van een ander vergelijken. Maar:

wat het ook betekenen moge, dank zij dit scheppen van god moeten we zeggen: hemel en aarde.

(In de volgende regel zal blijken dat dit niet onbedreigd of naïef is. De aarde alleen zal upside down zijn, een wereld op zijn kop, zonder begin of einde – daar is geen beginnen aan. Toch: God zal zijn stem laten horen en licht zal er zijn en alles gaat beginnen – alles, dat gecompliceerde verhaal van hemel en aarde.

Toch, of dus: hemel en aarde. Ondanks de onoverbrugbare afstand – vanaf het begin zijn ze buren, aan elkaar gewaagd. Het eerste paar. Beiden moeten voortdurend even oogcontact houden met elkaar, een glimp van verstandhouding.

Begrijp je nu wat het een ramp is wanneer mensen nog steeds denken: hemel en hel?

 

3.

Aarde is niet de grote broer van de bol in het aardrijkskundelokaal, niet het object van geografie. Het gaat niet over γεω (geoo) of γη (gè), maar over κοσμος (kosmos) van het werkwoord κοσμαοο (kosmaoo) dat ordenen betekent. De kosmos is het geordende dat zich aan ons toont, te midden waarvan wij leven. In concreta was dat vaak de akker, het land waar je je bestaan op bouwde. Denk aan aarde als in de wereld van het kind. De aarde naast de hemel is in orde, op orde.

De hemel is zoiets als een grotere broer of oudere zus. Een vriend naast je. Daar kun je op aan.

De hemel is geen abstracte grootheid. De hemel is wel persoonlijk, niet anoniem. De hemel is zoiets als de volgende stap. Je zou zo graag willen. Zoals een vakantie waar je naar verlangt. Of een volgend leerjaar. Of "als je toch eens dat diploma hebt". Ben je daar dan ben je er nog niet. Er blijft meer te wensen. Daarom is de hemel de volgende stap waar je naar uit ziet, waar je steeds meer in ziet, zelfs alles van verwacht.

 

4.

De hemel wordt boven gelocaliseerd omdat je bijbels gesproken optrekt uit Egypte naar omhoog, naar het veelbelovende land. Omdat je optrekt, omhoog, naar de de stad van de Heer, naar Jerusalem. Daar ga je omhoog, naar de berg van de Heer, naar de berg van alle verhalen, omhoog naar het huis van de Heer, de Tempel in Jerusalem.

Daal je af, dan komt het verhaal van Jerusalem naar Jericho. In het verhaal van de barmhartige samaritaan loop je dan het risico dat het fout gaat, dat je onderweg in de handen van rovers valt. Lukas 10, 30. 

Pikant detail: het verhaal vertelt Jezus bij Lukas aan een tora-leraar. Het woord rover gebruikt Lukas verder nog alleen in 18,11. Daar beschrijft een Farizeeër "de andere mensen" rovers, onrechtvaardigen, echtbrekers, of ook als deze hier een tollenaar".

De andere keer is Lukas 22,52: als tegen een rover zijn jullie uitgetrokken. De rovers zijn de gediskwalificeerden. Als Jezus in de handen van rovers valt, dan kunnen dat ook de afgeschrevenen zijn, de volkeren, de heidenen. Je begrijpt dan ook makkelijker waarom een Samaritaan, ook een afgeschrevene, zich welhaast natuurlijk over hem ontfermt.

 

"Leuk om te weten"

Onder 2 zie je staan eeth … we-eeth. In het hebreeuws א (alef) en ת (tau). Dat woordje eeth is een voorzetsel dat we in het nederlands niet vertalen. Het heeft geen andere betekenis dan: nu komt wat in de grammatica heet het lijdend voorwerp.

"Toevallig" of "feitelijk" zijn de alef en de tau de eerste en de laatste letter in het hebreeuws. Dus: om te beginnen schept god de eerste en de laatste letter van het alfabet. Nog voor "hemel en aarde" is er "begin en einde", de samenvatting van alles. In het grieks zijn dat de α (alfa) en ω (o-mega, de grote o). In griekse hoofdletters schrijf je Α en Ω. Dat vind je op iedere paaskaars. Die letters betekenen het geheim van het christelijke paasfeest.

 

© jan engelen

270202