Kerstmis en de bijdrage van Lukas

door Jan C.M.Engelen

 

algemene inleiding

inleiding

mattheus en kerstmis

 

Heb je gelezen wat er met lezen aan de hand is?

Wanneer je de "kerstteksten" van Mattheüs gelezen heb zul je constateren: het beeld van kerstmis is nog helemaal niet compleet. Waar zijn de herdertjes gebleven? Daarvoor moeten we naar Lukas.

 

 

L U K A S  1

Hét Kerstverhaal uit de Kerstnacht, over de herdertjes die bij nacht enz ... vinden we alleen bij Lukas. [Wat staat er ook alweer in het kerstverhaal van Markus? Wat bij Johannes? Als je dat nakijkt zul je merkenJe ziet: dit staat niet zonder reden tussen haken.]

 

De vier evangeliën beginnen alle vier bij de JORDAAN, waar de woestijn over gaat in het land dat alle beloften draagt. De Jordaan ligt precies op de grens van 'Mozes’ en de ‘profeten’. Daar begint het verhaal over Jezus. Mattheüs laat daar een prelude aan voorafgaan. Hij plaatst zijn verhaal over Jezus in de lijn van de lange en oude geschiedenis vanaf Abraham over David en de Babylonische Ballingschap en laat dan Jozef precies op tijd dromen om ons daarin te vertellen wat hij te vertellen heeft, zodat ook wij, tot lezers en toehoorders gemaakt van deze geschiedenis van nu af aan weten wat zich op het podium van dit verhaal zal gaan afspelen.

 

Wat laat Lukas aan zijn verhaal over de doop van Jezus in de Jordaan vooraf gaan? Hoe vat hij het voorafgaande samen of welk eigen licht laat hij vanaf het begin schijnen op wat zijn verhaal te bieden heeft?

 

1. Om te beginnen zegt Lukas dat hij niet de enige of de eerste is met een verhaal over Jezus. Hij heeft alles van begin af aan onderzocht en in ‘de geregelde volgorde' te boek gesteld. Wat is die ‘geregelde volgorde'?  Men zou geneigd kunnen zijn: de goede volgorde. Denken wij daarbij niet vooral aan de chronologie of de logica. Het kan -tenzij wanneer je het weet - niet bij je opkomen, dat dit de volgorde van de TeNaCh moet zijn.

2. Zacharja/Zacharias Na die inleidende opmerking gaat het doek open. Lukas doet dat heel bijbels: ‘En het geschiedde'. Wat geschiedde er? Namen worden genoemd: Herodes-Judea, Zacharias uit de afdeling van Abia.

 

3. Binnen de TeNaCh is Zacharias (gr) - Zecharja (hebr) geen onbekende. Zie de profeet die in onze bijbeluitgave de op een na laatste profeet is van de TeNaCh. Zecharja (‘De Heer gedenkt') heet daar (Zech 1,1) de zoon van Berechja (‘De Heer zegent'). [Je vindt Zecharja ook in Jerusalem van Ezra 5,1 zich inzetten voor het bouwen van de tempel. Van de profeet Zecharja is de tekst over de koning die zachtmoedig komt, zittend op een ezel - de tekst die ieder jaar op palmzondag wordt gelezen. Zie ook Zech.8,22.v.] Is Zacharias de profeet?

 

4. De vrouw van Zacharias wordt ook genoemd: Elisabeth. Zo heette ook de vrouw van Aäron (Exodus 6,22). Aäron is de broer van Mozes, de eerste hogepriester. Voor Lukas is dat blijkbaar belangrijk. Hij noemt de naam Aäron uitdrukkelijk. Is priester Aäron bij Lukas de hogepriester?

 

5. Zacharias en Elisabeth zijn oud en hoogbejaard en ze hebben geen kinderen. Is dat bijbels gesproken bekend? Wie, welke bekende bijbelse personen, zijn ook zeer oud en kinderloos?

 

6. Weer: Het geschiedde - jammer genoeg wordt dit bijna altijd wegvertaald! Wat geschiedt er? Zijn afdeling heeft de beurt om dienst te doen. Dienst te doen, waat, hoezo? In de Tempel. Waar is die Tempel? Dat zegt de tekst niet. Bij Lukas komt het hoge woord 'Jerusalem' er pas uit als hij Jezus overeenkomstig de Torah van Mozes naar Jerusalem laat brengen.

 

7. Zacharias moet in de tempel het reukoffer brengen. Als de hogepriester deelnam aan de liturgie van de tempel dan bracht hij in negen van de tien gevallen het reukoffer. Daarmee wordt de ‘opening van de dag in de tempel' besloten.

 

8. Hij ziet een engel. Wij vragen dus:’Wat wordt er gezegd!' Een heel verhaal. Er zal toch een kind geboren worden! Hij zal de vaderen bekeren tot de kinderen! Zie ‘de laatste zin van de Profeten' bij Maleachi.

 

9. Waaraan zal ik dit weten? Zacharias ziet het niet zitten, heeft er geen vertrouwen in. De negen maanden dat het kind groeit in de schoot van zijn vrouw zal hij erop broeden, totdat het hoge woord eruit komt als hij de naam van het kind opschrijft, tot Schrift maakt: De Heer is genegen - Jochannan/Johannes. (Lk 1,63)

 

10. Zacharias kan het volk niet zegenen. In de priesterzegen komt voor:’De heer zij U genegen'/Jo-Channan, Johannes (griekse versie)..

 

Annuncazione (Maria Boodschap), Antonello Gagini, (Palermo 1478-1536), Chiesa di Santa Cità, Palermo, Galleri Regionale della Sicilia, Palermo.

de engel heeft tekst

Maria heeft het boek voor zich, open uiteraard. Was zij niet meer dan geletterd geweest, zij zou haar engel nooit begrepen hebben.

Het is marmer, maar welk een tedereid. Nog één keer inzomen op het hoofd van Maria.

11. Mirjam/Maria Naast of tegenover Zacharias in de tempel die er geen vertrouwen in heeft maar er welaan moet geloven komt nu Nazareth ‘of all places' in Galilea met een meisje van wie niets belangrijkers te zeggen valt dan dat zij verloofd is met ene Jozef. Zal ze blij zijn! Zal ze dromen!

Welke naam wordt erbij gehaald?

Welk perspectief biedt dit?

 

12. Evenals bij Zacharias heeft ook bij Maria een ‘zoete inval' plaats. Je hoort de woorden van het traditionele katholieke gebed: ‘Wees gegroet, Maria'. Het bidden van dit gebed is dus om te beginnen Lukas citeren, hardop lezen, zijn woorden tot de jouwe maken.

 

13. Het gaat bij Maria als bij Zacharias, maar er is een verschil.

Wat?

Wat staat er in Lk  1,32 over David?

De ‘geest' wordt erbij gehaald. Waar moeten we dan ‘om te beginnen' zijn?

 

14. Maria en Elisabeth Lk 1,39: Maria reist naar ‘een stad in Judea'. Welke stad is dat? Dat kan alleen maar Jerusalem zijn. Lukas noemt die stad nog niet. Wanneer mag bij hem Jerusalem met haar eigen naam genoemd worden? De naam Jerusalem noemt Lukas pas als Jezus overeenkomstig de ‘Torah van Mozes' naar de tempel wordt gebracht.

Maria en Elisabeth

Ook Jozef en Zacharias!
Alleen hier lijkt Zacharias meer te weten,
terwijl Jozef bijna obligaat vroom voor zich uit ziet.

 

15. Maar ‘een stad in Judea' kan evengoed Hebron zijn, de stad van Aäron zijn (Joz.21,13). Zie Lukas 1,6: alsof Maria in het huis van Aäron moet zijn.

 

16. Van Zachaja hoor je niets. Bij Lukas krijgen om te beginnen de vrouwen het woord! Moet je horen.

Elisabeth zegent Maria. Zegenen: Gods naam in verband brengen met een gebeuren. Zodoende: herinneren aan zijn/haar naam. De naam ‘roepen' is: iemand een plaats geven in de/Gods geschiedenis.

 

17. Het bekende katholieke gebed Wees gegroet Maria blijkt in eerste instantie uit het Lukas-evangelie afkomstig te zijn. Als je die woorden zegt, neem je de woorden van de engel in je mond (Lukas 1,28) en ga je door met de tekst van Elisabeth (1,41).

Welke betekenis heeft het woord geloven niet?

Welke betekenis heeft het woord geloven?

Met behulp van welk engels woord love kun je iets vermoeden!

 

18. In aankondigingen van concerten kom je regelmatig tegen dat het Magnificat, bijv. van Vivaldi, Bach of Monteverdi, wordt uitgevoerd. Hier, bij Lukas, kun je het Magnificat. Probeer te achterhalen wat het ‘Magnificat' is. (‘Magnificat' is latijn, het betekent: [hij/zij/het] maakt groot.)

Wat is het Magnificat?

Waarover gaat die tekst?

Waar kom je dit thema bijbels gesproken voor het eerst tegen?

Vergelijk Lk 1,46-55 met 1Sam 1,11vv. Wat valt je op?

Welke naam valt er aan het einde van het Magnificat

Waar plaats je die naam?

Hoe is daar in de inleiding over gesproken.

Welke betekenis heeft die naam?

 

 

 

 

LUKAS  2.

 

Keizer Augustus komt met een gebod (gr. dogma) voor heel zijn rijk (gr. oikoumenè). Ieder moet zich - omwille van de belasting-heffing - laten inschrijven. Daarom moet Jozef toevallig op weg naar Bethlehem en wordt het kind toevallig binnen het raderwerk van de loop der dingen in Bethlehem geboren.

 

1.             I.             En het geschiedde in die dagen,

                               dat er een gebod uitging van keizer Augustus,

                               dat de hele wereld moest worden ingeschreven.

2.                            Deze eerste inschrijving geschiedde,

                               toen Quirinius stadhouder was over Syrië.

3.                            En zij gingen allen om te worden ingeschreven,

                               ieder naar zijn eigen stad.

4.                            Ook Jozef ging op

                               van Galilea uit de stad Nazareth,

                               naar Judea naar de stad van David, die Bethlehem genoemd wordt,

                               - omdat hij uit het huis en het geslacht van David was -

5.                            om te worden ingeschreven

                               met Maria zijn ondertrouwde vrouw,

                               welke bevrucht was.

6.             II.            En het geschiedde als zij daar waren

                               dat de dagen vervuld werden dat zij baren zou

7.                            en zij baarde haar eerstgeboren zoon

                               en wond hem in doeken

                               en legde hem neder in de kribbe,

                               omdat er voor hen geen plaats was in de herberg.

8.                            En daar waren herders in diezelfde landstreek

                               in het veld verblijvende en wakende de nachtwacht over hun kudde.

9.                            En een bode van de Heer stond bij hen

                               en de heerlijkheid van de Heer omscheen hen

                               en zij vreesden met grote vreze.

10.                          En de bode zij tot hen:

                               Vreest niet,

                               want zie!

                               ik verkondig U een grote blijdschap,

                               die heel het volk ten deel zal vallen,

11.                          dat u heden geboren is de Redder,

                               welke is Christus de Heer,

                               in de stad van David.

12.                          En dit zij u het teken:

                               ge zult een kindeke vinden

                               in doeken gewonden

                               en liggende in een kribbe.

13.                          En plotseling was daar met de bode

                               de menigte van het hemelse heirleger

                               prijzende God en zeggende:

14.                          Ere in de hoge aan God

                               en op aarde vrede voor de mensen van zijn welbehagen.

15.           III.           En het geschiedde, toen de engelen van hen weggegaan waren naar de hemel,

                                               dat de herders tot elkaar zeiden:

                               Laten we dan heengaan naar Bethlehem

                               en laten we zien dit woord dat geschied is,

                               dat de Heer ons bekend heeft gemaakt.

16.                          En zij kwamen met haast

                               en zij vonden Maria en Jozef en het kindeke

                               liggende in de kribbe.

17.                          En als zij het gezien hadden

                               maakten zij bekend het woord

                               dat hun van dit kind was gezegd.

18.                          En allen die het hoorden

                               verwonderden zich over hetgeen hun werd gezegd door de herders;

19.                          doch Maria bewaarde al deze woorden

                               die overleggende in haar hart.

20.                          En de herders keerden weder

                               verheerlijkende en prijzende God

                               over alles wat zij hadden gehoord

                               en hadden gezien zoals het hun was gezegd.

[Vertaling F.H. Breukelman, Bijbelse Theologie 2, Kampen 1984, p. 180 v.]

 

1. Heel de wereld in rep en roer vanwege die inschrijving. Hoezo inschrijving? Er moet belasting geheven worden. Daarom wordt heel de wereld in beweging gezet. En zoals heel de wereld, zo ook Jozef. In zijn beweging voegt zich als het ware terloops Maria in, die toevallig ... enz. Kind van de rekening van de grote wereld die haar tol eist.

 

2. Jozef naar zijn eigen stad. Uit het huis van David: dan zal hij naar Jerusalem gaan! Nee, Jozef moet omwille van David naar Bethlehem.

 

3. Geen plaats is er in de herberg. Herberg: in het grieks staat er kataluma. Dit woor rijmt op de griekse naam voor Jerusalem: Hiërosoluma.

 

4. Dit zal voor U een teken zijn. Het teken is: dat wat zal geschieden. Zie daartoe eventueel Ex 3,12.

 

5. En het geschiedde - een typisch uitdrukking uit de Tenach (470 keer, minstens 50 keer in Genesis - zie Statenvertaling). De omschrijving en het geschiedde is niet eigen aan het griekse taaleigen. De Septuaginta heeft die parafrase overgenomen uit het hebreeuws van de Tenach. Lukas neemt die stijl over.

 

6. Wann erzählt man? Zunächst wohl, wenn etwas geschehen ist. Der dringendste Anlass zum Erzählen ist immer da gegeben, wo einer etwas weiss, was die andern noch nicht wissen und wass sie notwendig erfahren müssen. (Fr.Rosenzweig, Der Mensch und sein Werk, Gesammelte Schriften 3, Zweistromland, Dordrecht 1984, p.819. Let op de eigen betekenis van erfahren. Van dit ‘ervaren' moet de katechese het hebben!)

 

6. En het geschiedde: het gaat om de geschiedenis: Wat geschiedde er? Je hoort een merkwaardig lawaai. Je schrikt. Wat is dat? Welk woord hoort daarbij? Het dichtslaan van een deur is iets anders als het door de geluidsbarriere gaanvan een vliegtuig. Welk woord hoort bij dit geluid? Wat wil aan de lezer/toehoorder als geschiedenis verteld worden? Van welke geschiedenis moet de lezer/toehoorder het volgens het verhaal hebben?

            Op een vergelijkbare wijze spelen literatuur, theater en ook de beeldende en de muzische kunsten in op het onbekende, nog naamloze van ons bestaan. Ze spreken ons aan, noemen ons van over de grenzen van ons bestaan, hebben woorden voor wat wij nog zoeken. Daarom is niet alleen de beeldende kunstenaar creatief, maar ook degene die daarin wordt aangesproken.

            (Wo in der Bibel ein Gedanke sich äußert, blickt der Sprecher sorgend auf den Hörer. M.Buber, Werke II, Schriften zur Bibel, München 1964, p.1091. Het citaat geeft de zin/richting van het spreken en de betekenis aan! Het geeft ook aan waarom je zo verrast bent wanneer een ander door ‘een kunstwerk’ - een boek, film, verhaal - evenzeer wordt aangesproken als jij. Het delen van ervaring maakt ervaring tot echte ervaring.)

            Daarmee kunnen we op een nieuwe manier kijken naar dit woord dat geschied is, dat de Heer ons bekend heeft gemaakt (2,15 zie ‘woord' in  v.17.19). Ook al geschiedt eerst het grote gebeuren dat Augustus geboden heeft, de inschrij­ving, het WOORD dat geschied is het vanuit de hemel en dat door de bode bekend gemaakte wordt is het werkelijke woord, de ware geschiedenis.

 

Samengevat: wat geschiedt er? Het woord. Geen mens komt er op. Het wordt in 's hemelsnaam gegeven. Lukas onderstreept dit: allen verwonderen zich! Wie zijn die allen? Het kunnen de herders niet zijn, want die hebben het van de engel gehoord. In het verhaal van Lukas zijn tot nu toe nog alleen Maria, Jozef en het kind genoemd. En uitgerekend Maria bewaart al deze woorden, overleggend.

   Waarom: ‘uitgerekend’ Maria?

            Wat van het bovenstaande kun je in de gangbare bijbelvertalingen terugvinden?

 

7. Er zijn maar een paar hebreeuwse woorden die je zou moeten kennen. (Twee van die woorden waren eerder tsaddik en rasja -zie I,12. Daar wordt ookaangegeven dat een rechtvaardige en een afbreker te maken hebben met het woord. Nu geven we datzelfde verhaal andersom.)

 

Dabar: 1. Het woord dat iemand spreekt.

            2. De zaak die iemand doet.

            3. De aanduiding van wat geschiedt is als eenheid van woord en daad.

 

                Het is belangrijk dat je de antwoorden op de vraag over dabar correct hebt en begrijpt. Maar voordat je de antwoorden zoals ze hier staan overneemt moet je eerst zelf gezocht hebben! Daarom deze typografie.

                De dabar geschiedt vanuit de hemel op de aarde. De hemelse PTT geeft hiertoe de aanzet, de herders vertellen het verder, en allen verwonderen zich.

                Het op deze wijze verkennen van de ruimte kom je ook tegen in het onze vader: ... die in de hemel zijt ... op aarde. Je kent het ook van eer aan God in de Hoge en vrede op Aarde. Je kent het ook uit Gensis 1: Om te beginnen God schept de hemel en de aarde... goed!

                Vrede op aarde is met God in Genesis 1 zeggen dat het goed is. In Gen 12 betekent dit: de naam van de Heer aanroepen. Zo roepend overbrugt Abraham, nadat God in zijn   spreken (Gen 12,1) de afstand van de hemel naar de aarde overbrugd heeft, op zijn beurt de afstand van de aarde naar de hemel (Gen 12,8). Nu begint een geschiedenis van wederkerigheid.   

 

Hoe geschiedt de dabar in Lukas 2?

In welke bekende teksten vind je dezelfde afbakening van ‘de ruimte'?

 

8. Voor wikkelde hem in doeken: zie Ez.16,4-5.

Over wie gaat het daar?

 

9. Het kind in de kribbe. Niet te midden van de machtigen (vgl Lk 1,52). ‘De messiaanse gemeente heeft een plaats tussen de schepselen die niets hebben te verliezen in het rijk van Caesar, tussen de mensen die als pars pro toto leven van Gods welbehagen ... niet in een tijdelijke verblijfplaats, niet op een hotelkamer, maar op de aarde, tussen de schepselen, in een degelijke pasTorahle, davidische omgeving. ... bij familie of vrienden, simpele mensen van het land.' (R.Zuurmond, Geen plaats in de herberg, Amsterdamse Cahiers 2, 1981, pp. 94-130, p.120.)

 

10. Voor de ‘os en de ezel' moet je te rade gaan bij Lukas 13,15 en Jes 1,3.

Wat vind je daar?

 

11. Na de geboorte van Jezus geeft Lukas nog drie verhalen:

a         a. Het kind en de Torah           21-24

b         b. Het kind, Simeon en Anna   25-38

g          c. Het kind en de Torah                       39-40.

 

12. Met het kind (2,21.40) wordt de weg gegaan van de Torah van de Heer (2,22-24 en 39). Tussen die twee delen in blijkt er alle ruimte te bestaan voor (eerst) Simeon, (daarna) Anna, representanten van Israël dat de vertroosting en de verlossing verwacht (25. 30). Waar verwacht men dat? In de Tempel in Jerusalem. Blijkbaar is de Tempel in Jerusalem de plaats waar de verwachting hoog gehouden wordt.     
De verwachting, het uitzien naar de Messias, vindt nu in het verhaal zijn vervulling (2,26). Simeons ogen zien Gods redding (2, 26 en 30) zoals de herders dit eerder hadden gezien (2,15.17. 20). (God: JHWH, vaak afgekort tot Je; Redding: Hosjoea. Je-hosjoea, wordt samengetrokkentot jehosjoea, Jesjoea - daarvandaan de griekse weergave: Jèsoes.)

 

13. Je ziet nu opnieuw heel duidelijk, hoe het verhaal over de herdertjes lagen bij nachte feitelijk is ingebed in de Tenach en de Torah. Zonder de OT-kontekst kan er geen ruimte bestaan voor het kerstverhaal van Lukas. Zonder die literatuur waarin de Tenach probeert te zeggen hoe God de wereld verstaat hebben we het niet over het verhaal van Lukas.

            Als we het niet over het verhaal van Lukas hebben, dan verzadigen we ons met kerstmis aan ons eigen verhaal. Onze eigen emotie is dan vrede op aarde, want wie zou er in het nachtelijk duister niet van goede wille zijn? In feite hebben we aldus aan Kerstmis in de eigenlijke zin van het woord geen boodschap (angèlion). Kan het dan voor ons een eu-angèlion/evangelie zijn? Evangelie is het goede verhaal, het verhaal van het goede. Zijn wij zo’n goed verhaal?

 

14. Simeon en Anna representeren hen die de vertroosting van Israël verwachten, de verlossing van Jerusalem (2,25.38). Zij verschijnen niet op het toneel om met respect afscheid te nemen van het OT, maar omdat zij iets te zeggen hebben over het nieuwe dat komend is, over wat de genesis van Jezus betekent.

            Simeon zegent en zegt (28 en 34). Hij zegent God (28) en hij zegent hen, Jozef en Maria (34), en in hen de mensen: Israël en de volkeren. Zie daartoe 32: een licht tot onthulling (nl. om te kunnen zien - het weghalen van de sluier, vgl Jes 25,7) van de volkeren en heerlijkheid voor uw volk Israël.

            Het kind is vanuit God blijkbaar volop licht (vgl Jo 1,5).

            Voor de mensen is het dubbel: hij is val en opstanding, a) teken, dat, b) weersproken wordt. Alles komt in de woorden van Simeon uiteindelijk neer op: opdat onthuld worden de overleggingen uit de harten van velen. In het verhaal van Lukas lijkt het evangelie een demaskerade te worden.

 

15. Het onthullen van de overleggingen van het hart. De laatste woorden blijven hangen, moeten a.h.w. blijven meeklinken door heel het evangelie. Wat wordt daarin aan de orde gesteld?

             Het hart is het wezen van een mens als richting, dat waar ik op uit ben. Uit het hart komen de daden en de woorden van een mens voort (zie Lk 6,45; Mt 15,19). Alleen God kent - ondanks onze ver-psychologiseerde kultuur - het hart (Zie 1Kon 8,39; 1Sam 16,7; Ps 139,1.23; 1Kor 4,5; 1Joh 3,20).

In de loop van het evangelie zullen de overleggingen uit het hart van velen onthuld worden. Wat zijn die overleggingen? Mt (15,19) en Mk (7,21) hebben het woord overleggingen maar één keer.  Bij Lukas ontbreekt het in de parallelplaatsen.

   Lukas heeft het woord overlegging na 2,35 nog 5 keer ingezet in zijn evangelie: 5,22; 6,8; 9,46.47 en 24,38. Hij wil er blijkbaar iets eigens mee! (Hetzelfde is het geval met het weerwoord overleggen in 1,29; 3,15; 5,21; 12,17 en 20,14.)

   Lk 5,21.22. De Schriftgeleerden en Farizeeën begonnen te overleggen: Wie is deze (Jezus), die godslasteringen spreekt? Wie kan zonden vergeven dan God alleen?

             Maar Jezus, kennende hun overleggingen,

             antwoordde en zei tot hen:

             Waarom overlegt ge in uw harten?...

   Lk 6,8. De Schriftgeleerden en Farizeeën ... observeerden Hem ... om Hem te kunnen beschuldigen. Maar Hij kende hun overleggingen. (Deze tekst preludeert al op 20,14).

   Lk 9,46.47. En er kwam een overlegging bij hen binnen (bij de leerlingen ...in de binnenste kring rond Jezus), wie van hen grootste was. Maar Jezus kende de overlegging van hun hart - en Hij nam een kind...

   We zien dus hoe keer op keer ‘de overleggingen uit de harten onthuld wordt'. De profetie van Simeon gaat in vervulling!

Lk 20,14. In de gelijkenis van de pachters wordt de climax bereikt.

      Als ze Hem zagen,

      overlegden de pachters met elkander zeggende:

      Deze is de erfgenaam;

      komt laten we hem doden,

      opdat de erfenis van ons worde.  (Zie Mt 21,38 en Mk 12,7!)

... Hier heeft het proces van de onthulling der overleggingen zijn climax bereikt; alles ligt nu ‘open en bloot' (Hebr 4,13). Dit is ons aller overlegging, ook al zijn wij wellicht geneigd om - subjectief te goeder trouw - verbaasd te reageren zoals de schare reageerde in Jo 7,20:’Gij zijt bezeten; wie zoekt U te doden?' (H.Rooze, ‘Opdat onthuld worden de overleggingen uit de harten van velen', in Amsterdamse Cahiers 3, Kampen 1982, pp.99-106, p.102v.)

Als je schrikt van deze leesaanwijzing, denk dan aan de bekende verhalen uit Genesis, Kain en Abel, en verder. Wanneer het woord ‘broederschap' valt blijken wij te naief!

 

16. Hoe kan dit een zegen zijn. Zie 24,38, als de verrezene in hun midden verschijnt en zij schrikken. Alleen de onthulling is de bevrijding. Zo komt er ruimte voor de ommekeer tot vergeving der zonden (Lk 24,47 zie Jes 55,6v).

Wat staat er in Jes 55,6v.

Welke plattegrond wordt daar gegeven?

Anna, de profetes, heeft 7 jaar (een volle tijd) met haar man geleefd. Ze is nu een weduwe - iemand die het verbond uit eigen herinnering kent - van 84 jaar. 84=7x12. Twaalf is het getal voor Israël, de zonen van Jacob.

Wat zie je aan 2,40 en 52?

Hoe noem je dat verschijnsel?

Wat doet Jezus te midden van de leraren?

Waaruit blijkt zijn wijsheid?