
Basisplan2000
Ten
geleide
In 1999 krijgt het diploma katechese/katechetiek behorende bij
het diploma leraar basisonderwijs een nieuwe naam. Die naam luidt: diploma
godsdienst/levensbeschouwing. Betreft het hier alleen een verandering
van naam? Op de hogeschool IPABO verandert alleen de naam van het diploma.
Het vakgebied katechese blijft. BASISPLAN 2000 geeft een toelichting
bij deze geschiedenis. Daarnaast geeft het basisplan aan wat een student(e)
verwachten mag wanneer het over katechese en katechetiek op de Hogeschool
Ipabo gaat en wat dit aan studielast betekent.
Katechese op de Hogeschool Ipabo biedt de studerende een handreiking
om op verantwoorde en creatieve wijze om te gaan met het erfgoed van de
katholieke[1] tradities. Binnen de katholieke gemeenschap
zijn kennis[2],
inzicht en het vermogen om te spreken over het eigen geloven nauwelijks
ontwikkeld[3].
De opleiding katechese op de Hogeschool IPABO doet wat in katholieke kringen
vrij uitzonderlijk is: zij biedt een basisvorming. Basis-elementen van
de katholieke traditie[4] worden toegankelijk gemaakt voor mensen die
op hun plaats en wijze (in het katholiek dan wel oecumenisch basisonderwijs)
verantwoordelijkheid gaan dragen voor leerprocessen in de randstedelijke
samenleving.
Basis-elementen zijn eenheden waarvan vrij eenvoudig zichtbaar is,
dat zij een rol spelen in het leven van katholieken. Daarbij moet je denken
aan woorden, beelden, verhalen, ideeën. Bewust, maar ook onbewust spelen
zij een rol in dat leven.
Basis-elementen uit de katholieke dan wel christelijke kultuur en
traditie dienen binnen het kader voor onderwijs en opvoeding compact en
handzaam uitgewerkt te worden. De opbouw en inhoud van de modules dient
te leiden tot een proces waarin toe-eigening mogelijk wordt[5]. De student(e) verwerft en verwerkt
van kennis en vaardigheden om op professionele en persoonlijke wijze om
te kunnen gaan met kernen en details van de katholieke traditie. Evenwel:
een evenwichtige vorming binnen dit vakgebied is alleen mogelijk wanneer
het geheel zich beperkt tot aanzetten. De bepaling van deze aanzetten
is belangrijk.
Zin en betekenis dienen breder aangereikt en vermoed te kunnen worden
dan gangbaar is. Daarom de naam basisplan. Na de eerste informatie blijkt
het vertrouwen in de leerstof gegroeid. Daarna zijn er vele wegen[6]. Eerst is er de beperking[7]. Alleen dan is een leerproces mogelijk.
Binnen het basisplan zullen bouwstenen en beddingen[8] aan de orde komen die katechese
mogelijk maken. Het aangereikte materiaal geeft toegang tot een geheel,
maakt het werken met delen uit dit geheel mogelijk. Een en ander zal er
toe leiden, dat de student(e) leert om te gaan met vragen als: hoe kan
ik als onderwijsgevende,
 |
professioneel, het groeien
van kinderen ook in de wereld van het geloven meemaken en begeleiden?
Hoe kunnen ook kinderen vanuit die wereld aangesproken worden, het
woord krijgen en aan het woord komen? Vormt het geheel van die verhalen
een soort taal[9]
die ik kan leren en verstaan? Bieden die verhalen een vertrouwde
en betrouwbare omgeving, zoiets als een thuis? Hoe stel ik uit delen
van dit materiaal voor kinderen een leerzaam milieu samen? Wat mag
van mij als onderwijsgevende verwacht worden? Hoe reik ik kinderen
(en in zekere zin ook hun ouders) bouwstenen aan uit de wereld
van geloven in de christelijke betekenis van dit woord? Wat
is die betekenis? Waar gaat dat over? Wat is dat? Hoe klinken de woorden?
Wat dragen ze aan? Hoe kan ik die wereld van geloven voor mijzelf,
en als onderwijsgevende ook voor kinderen toegankelijk maken? Wat
kan ik er mee? Maar ook: hoe kan ik als onderwijsgevende op een katholieke
(of oecumenische) basisschool verantwoordelijkheid dragen wanneer
die wereld van dit geloven, strikt genomen, (ik weet ook niet hoe
dat zit, maar dat denk ik) niet mijn wereld is? Op deze praktische
en zakelijke vragen wanneer het over onderwijs op een basisschool
gaat, en persoonlijke vragen wanneer het over bijvoorbeeld geloven
of waarderen gaat, wil onderstaande tekst een antwoord geven. |
Het uitgangspunt voor katechese en katechetiek staat vast: naast alle
beroep op het zien, verstaan en doen & laten van mensen[10]
heeft geloven van oudsher een innige relatie met de bijbelse literatuur.
Principieel kan niets van het geloven (of uit de wereld van het geloven)
buiten de schriften om ter sprake worden gebracht. Johannes zegt: Geloven
zoals de Schrift zegt (Johannes 7,38). En Markus zegt: Het Goede
Verhaal over Jezus Messias gelijk geschreven staat(1,1v.[11]).
Met name het begrijpen van, en omgaan met de bijbelse literatuur en
het mede door die literatuur gevormde spreken[12] heeft de laatste 50 jaar veel
op gang gebracht. Wederzijdse toenadering tussen de kerken en tussen kerk
en synagoge spelen hier om beurten de rol van oorzaak en gevolg. Maar
ondanks alle toenadering en samenwerking staat dit proces van dichter
bij elkaar komen nog steeds aan het begin[13].
|
Een studieplan rond katechese op de basisschool dient zich te
beperken tot het centrum. Een voorbeeld kan dit verduidelijken.
Een stad als Amsterdam is “Amsterdam” door het centrum van
die stad. Katechese moet zich beperken tot het centrum,
zich bezig houden met de taal die geloven in de christelijke zin
van het woord mogelijk maakt. Het basisplan wil die taal als centrum
ter sprake brengen, toegankelijk maken.
Ook voor katechese is verscheidenheid noodzakelijk[14] en billijk. Studenten beginnen
vanuit een verschillende beginsituatie. Hetzelfde programma laat
derhalve een diversiteit zien bij het bereiken van de startbekwaamheid
aan het einde van de initiële opleiding. Kennis en vaardigheid blijven
daarnaast steeds een zaak van vertrouwen[15].
|
Bijbelse literatuur is een wereld apart. Natuurlijk zijn daarin zaken
aan de orde die ook ons een beetje vertrouwd zijn. Dichterbij gekomen
blijkt evenwel, dat het toch anders is. Het zogenoemde Oude Testament
verwijst niet alleen naar het Nieuwe. Het zogenoemde Nieuwe Testament
verwijst naar dat Aloude Steeds Nieuwe Verbond, maakt het toegankelijk.
Die wending vraagt een nieuw soort denken.
De wereld van de synagoge denkt anders dan wij. Zelfs denken is
daar iets anders. Het lijkt minder logisch, of anders logisch[16].
Meer dialogisch. Het dictaat van Plato en Aristoteles en het op
basis daarvan ontstane voorverstaan[17]
kleurt bij nader toezien ons interpreteren en onze werkelijkheidszin
meer dan wij denken. Ons denken, ook als wetenschap of filosofie,
blijkt naïever. Misschien dienen wij van nature meer of andere heren,
of een ander gezag[18].
|
Bijbelse literatuur is in de loop van de eeuwen als een vreemd
lichaam ingekapseld, geïsoleerd en als onmondige bevoogd.
Het zou wel eens belangrijk kunnen zijn, de verhalen en daarmee
de mensen zelf het woord te geven. Met de beste bal kunnen slechte
amateurs nauwelijks voetballen. Voor een goed boek heb je goede,
slimme, alerte, creatieve lezers nodig[19].
Een goede lezer is geen natuurproduct. Dat word je niet vanzelf
of toevallig. Het kost concentratie, energie en tijd, het ontwikkelen
van nieuwsgierigheid en sociaal gevoel.
|
 |
BASISPLAN 2000 laat zien hoe een studieplan kan leiden tot een meer
bijbels geïnspireerde katechese[20]. Dat komt vooral neer op leren lezen[21]. Leren ook dat het andere anders
mag zijn. Leren ook dat er meer is te verstaan dan het begrip voor mogelijk
houdt. Leren vragen stellen, leren zelf op weg te gaan naar wat voor je
ligt.
Katechese vanuit bijbelse literatuur kan geen afbreuk doen aan de vrijheid
en eigenheid van mensen. Alleen met voldoende leeservaring kun je lezen,
kun je vrij bepalen, hoe de bron van christelijke cultuur voor jouw
kinderen betekenis en plaats krijgt.
De onderwijsgevende hoeft niet bang te zijn dat haar/zijn kennis onder
de maat is of blijft. Meer dan ooit wordt het mogelijk, persoonlijk zicht
te krijgen op en verantwoordelijkheid te dragen voor kinderen in onderwijs-
en leerprocessen op de basisschool, ook wanneer het over zo iets kinderlijks
als vertrouwen[22]
gaat.
[1]
Bij katholiek
wil deze tekst steeds doen denken aan wat binnen de sociaal historische
context met katholiek bedoeld wordt. Toch is de ruimte programmatisch
groter. Zij wil dat in dit basisplan ook uitdrukkelijk zijn. Bijbeltheologisch
gezien duidt de term katholiek het geheel volkeren aan.
Katholiek is afgeleid van kata holon ton kosmon. Dat is
grieks. Het betekent: over heel de wereld.
Bijbels gesproken zijn er twee partijen: Israël en de volkeren. De
meeste lezers van de bijbelse tekst, horen bij de volkeren, bij
de oikumenè, de bewoonde wereld. De bijbelse literatuur is van
nature of historisch hen oorspronkelijk niet eigen. De geschiedenis met
Jezus heeft Mozes en de profeten naar de volkeren gebracht. Pas vanuit
het Boek horen Israël en de volkeren bij elkaar horen. Bijeenhoren op
basis van verhalen en boeken is niet logisch, wel historisch en mogelijk
zelfs fascinerend, ogen openend. Daar, in het bijeenhoren rond het boek,
ligt ook de oorspronkelijke eenheid van de christenen.
(Sommigen hebben er moeite mee, dat de bijbel onderscheid maakt tussen
het volk (Israël) en de anderen. Spreken over twee groepen, de eigen groep
en de anderen is concreet zolang er anderen bestaan. Daarnaast is de bijbelse
literatuur geen uitwerking van een plan vooraf. Het is geen invulling
of uitwerking van een schema, structuur of systeem. Hier zijn mensen
en culturen aan het woord die op zo goed als geen enkele wijze met ons
(zelfverstaan) samenvallen.
Eventueel! De afstand met twee generaties geleden (je grootouders) overbrugt
ongeveer 50 jaar. Is daar een verschil? Kun je onze tijd met die (hun)
tijd vergelijken? Voor de mensen van de bijbelse literatuur moet je terug
naar de tijd van het spijkerschrift, de hiëroglyfen en nog enkele oude
zaken. Hoe kan onze ervaring hun tot norm zijn? Hoe kun je vanuit het
voorlopige einde van een proces van 2000 tot 3000 jaar, het begin voorschrijven,
hoe het had moeten zijn? Dan doe je wat kolonialen en dictators eigen
is. Je legt anderen jouw verstaan op. Je maakt hoe jij het ziet normatief.
Aan het einde van de rit heb je goed en makkelijk praten, al is het ook
naïef. Waarom mag er geen verschil zijn? Dan isin ieder geval niet alles
hetzelfde. Om te beginnen is het best aardig te weten van : wij en de
anderen. Het
katholicisme is regionaal zeer verspreid. Het moet derhalve eigen zijn
aan katholieken om veel verschillen in zich te verenigen. Ook bijbels-theologisch
hoort het inclusief vermogen (het verenigen van de verschillen) tot de
strekking van het woord katholiek. (Verenigen is niet opheffen
of wegstrijken en doen vervagen.)
[2]
Kerkelijke betrokkenheid bepaalt niet het niveau van kennis en inzicht.
[3]
Maatschappelijke verhoudingen en historische processen bepalen deze uitkomst.
Het valt buiten het bestek van dit plan om die gang van zaken te reconstrueren
of te duiden.
[4]
Niet de traditie, maar basiselementen van die traditie. Dat zijn elementen
die de basis van dat doorgeefproces aanreiken. Traditie is afkomstig
van het latijnse werkwoord tradere. Het betekent doorgeven. Op
basis van wat je is doorgegeven maak je, ook met betrekking tot geloven,
je eigen keuzen.
[6]
Die vele wegen zijn essentieel. Als elke weg naar een doel voert,
dan vraagt een veelheid van woningen (Johannes 14,2) vele wegen. Al die
wegen zijn uiteindelijk één weg, de betrouwbare weg (van zoiets als slavernij
naar zoiets als bevrijding). In de woestijn moet ieder immers zelf zijn
weg zoeken. Toch: al die wegen zijn één weg. Handelingen 9,2 zou dit kunnen
bedoelen. Handelingen noemt christenen die van de weg. Blijkbaar
is dat een oude naam voor christenen. Voor de betrouwbare weg, dat is
de rechte weg, de weg die naar zijn doel voert, zie Mattheüs 3,3; Johannes
1,23; 14,4-6. Zie ook Jozua 3,4, Psalm 1,6 en Psalm 119 of Spreuken 16,17.
[7]
‘De eindigheid aanvaarden en respecteren begint ermee te aanvaarden dat
de eigen verantwoordelijkheid begrensd is en dat we niet voor alles en
nog wat verantwoordelijk zijn, hoezeer we dat ook zouden willen. Alleen
wanneer we die begrenzing aanvaarden, kunnen we gevoelig worden voor een
verantwoordelijkheid die verder reikt dan bepaalde grenzen.’ Paul Moyaert,
Ethiek en sublimatie, Over De ethiek van de psychoanalyse van
Jacques Lacan, Nijmegen: Sun 1994, p. 143.
[8]
Werkomschrijvingen. Bouwstenen zijn elementen. Het zijn onderdelen
die men binnen grotere gehelen kan onderscheiden. Eventueel: ze maken
deel uit van een ‘bouw’. Beddingen zijn de grotere gehelen waarbinnen
de delen zijn ingebed. De termen zijn flexibel. Meerdere bouwstenen vormen
een bedding die op zijn beurt ook een bouwsteen kan zijn, een deel binnen
een groter geheel. Of je onderscheidt een bouwsteen, die in feite een
bedding blijkt. Zie ook noot 107.Twee
voorbeelden. 1. Er zijn nogal wat bijbelverhalen die naar het exodusverhaal
wijzen. Exodus is een duidelijke bouwsteen. Maar exodus is in zichzelf
een bedding, een heel complex, over slavernij en bevrijding. 2. De weg
is een bouwsteen die je ook als bedding kunt zien. Hij begint in Genesis
3,4 (bewaken is hetzelfde woord als bewaren) en voert naar levensweg
en ‘I did it my way’. Een methode bijvoorbeeld is etymologisch een weg
(grieks: hodos)die je samen (metha) gaat. Het nederlandse
woord methode blijkt van oorsprong grieks.
[9]
‘Misschien is de taal niet meer dan de nog neutrale maar ook open ruimte
die het communiceren mogelijk maakt.’ Michel de Certeau, La culture au pluriel, Parijs:
Ed. du Seuil (Points 267)1993 (1974), p. 30.
[10]
Denk aan: heb jij dat ook? Door en door sociaal is het individu.
Tegelijk maakt het door en door sociale het eigene (privé, intiem, individueel,
persoonlijk) noodzakelijk.
[11]
Mattheüs begint met al die namen. Zij zijn de meest simpele cartouche
rond de verhalen van de Tenach. De geregelde orde van Lukas is die van
Mozes en de Elia, Tora en Profeten (Lukas 1,1-4; 9,30v.; 24,4.27).
[12]
‘Welk verband bestaat er tussen tekst en geschiedenis? Die verhouding
is ook fundamenteel in de joods-christelijke opvatting van de Schriften.
Zie de rol van de religieuze archeologie in de wijze waarop in onze tijd
geschiedenis geschreven wordt. De begrippen en de eigen aard van de verhouding
zoals deze in het verleden gangbaar waren, spelen geen rol meer. Geschiedenis
ziet men niet meer als een vorm van lezen of interpreteren. Geschiedenis
schrijven ziet men als produceren.’ Michel
de Certeau, L’écriture de l’histoire, Parijs:
Gallimard 1993 (1975), p. 5. Een geschiedenis die zichzelf als
productie-proces (tegenover interpretatieproces) opvat kan ook alleen
maar wetenschappelijk met bijvoorbeeld bijbel omgaan door te kijken naar
de geschiedenis die geleid heeft tot de productie, het ontstaan van de
teksten. Deze noot wijst erop, dat dit in de geschiedenis van de geschiedenis
teruggaat op een breuk, begonnen rondom het begin van de Verlichting.
In die tijd meent de ratio zover te zijn dat zij op eigen benen
kan staan, wetenschap kan worden, tijdloos, van alle tijden, algemeen.
[13]
Naast alles met betrekking tot bijbel, en kerk(en) en synagoge zijn er
minstens twee andere fundamentele kwesties die aangeroerd zouden moeten
worden. De communicatie, de rol, betekenis, de mogelijkheid van communiceren,
is drastisch gewijzigd. Daarnaast is het zicht op wat leven in onze
wereld is, fundamenteel veranderd. Zie eventueel: Dorothea Timmers-Huigens, Interactieve
geloofscommunicatie. Ervaringsordening en de kwaliteit van de intergeneratieve
communicatie in de Christelijke gemeenschap, Kampen: Kok, 1997.
[14]
Wanneer alles belangrijk is, dan is alles ook even onbelangrijk.
Een leerproces wil weten van hoofd- en bijzaken. Wat staat in de katechese
centraal? Wat wordt voortdurend naar voren gebracht (in rituelen en teksten).
Iteratieven duiden in ieder geval kernen. Om die kernen heen vinden onderling
uitwisselbare varianten een plaats. Didactisch vallen zij binnen het bereik
van functies als beginsituatie, werkvormen, leeraktiviteiten, adaptief
leren, ervaringsgericht onderwijs, enz. Uit die flexibiliteit blijkt een
grote bandbreedte. Geloven als werkwoord duidt aan: een interpretatieproces
dat voort gaat, – dat geloven als woord en proces bewaart.
[15]
De opleiding heeft niet tot doelstelling het verwerven van kennis en vaardigheden.
De opleiding wil de student(e) door een praktische en theoretische maar
op de praktijk gerichte opleiding oefenen in het nemen van de juiste beslissingen
om te komen tot een verantwoorde programmering en begeleiding van situaties
die kinderen tot leren in staat kunnen stellen.
[16]
Meer een breuk met onze logica. Er zijn regels die het denken regelen.
Binnen de grenzen van de ratio "mag ik het" zeggen of voor het
zeggen hebben. Denk aan de zogenoemde waardevrijheid van het "wetenschappelijke
rationaliteit". Wij mogen trots zijn op de vele "wapenfeiten"
dank zij slimme berekeningen. Maar de logica waarbinnen redelijk is wat
"ik" redelijk vind blijkt op tegenstand te stuiten. Niet alles
kan. Er zijn grenzen. Er vallen slachtoffers, doden, daklozen, ontheemden,
radelozen. Die breuk kan een appel blijken. "Het subject heeft de
mogelijkheid om te horen, ofwel gehoor te geven. Betekent dat niet precies
het breken van de immanentie?" E.Levinas, L'au-delà du verset, lectures et discours
talmudiques, Éd. de Minuit, 1982, Parijs. P. 174.
Naast de homo faber en de homo ludens heeft bestaat zeker
ook de homo quaerens, de vragende mens. "De vragende mens
begrijpt de wereld als een tekst die tegelijk helder en raadselachtig
is, bron van openbaring en geheim tegelijkertijd, van zichtbaar en onzichtbaar,
open voor eindeloos lezen en interpreteren. De vragende mens heeft begrepen
dat leven betekent, het lot omzetten in een Geschiedenis en dat hij over
het vermogen beschikt 'in de vrijheid van het uitvinden uit te vinden
wat vrijheid is'… zoals Ricoeur dat zo mooi heeft geformuleerd."
Marc-Alain Ouaknin, C'est pour cela qu'on
aime les libellules, (Éd. Calmann-Lévi, 1998) Coll.Point nr.453, Éd
du Seuil, Parijs 2001.
[17]
Denk aan labels als objectief/subjectief, wetten en regels, oordelen,
het algemene en het bijzondere, het universele en het concrete, het wezenlijke
en het bijkomstige, inductie en deductie.
[18]
Het gezag heeft iets te zeggen. Wanneer ik denk, is er blijkbaar
meer aan het woord dan ik alleen. Iets anders speelt mee. Daarom blijkt
regelmatig dat het moeilijk om te lezen wat er staat. Wanneer ik
een tekst lees is er ook iets anders aan het woord dan de tekst
die ik lees. Ik, of iets in mij, verstaat bij voorbaat al, vooraf. Mijn
voor-verstaan probeert te dicteren wat er staat alsof het er staat. (Denk
aan omschrijvingen als: ik zou toch denken dat, de redelijkheid gebiedt,
logisch.)
[19]
Iedere toneelspeler of cabarettier weet hoe funest een dode zaal voor
de voorstelling is. Iedere pabo-student(e) kent het probleem van de praktijkklas
die niet wil. Ja en amen zeggen is niet kenmerkend voor vertrouwen,
maar voor het wel geloven.
[20]
De in dit BASISPLAN 2000 voorgestelde werkwijze kan men niet typeren als
bijbelse katechese. Veel zogenoemde bijbelse katechese is
nogal eenkennig en stellig. Uitkomsten en antwoorden staan daar aardig
vast. Ze worden steeds bewezen door het bijbels gelijk. Het gelijk
betreft dan het copiëren van teksten als zou dat objectief
zijn. De hier aangereikte katechese is in dit opzicht niet objectief.
Lezen blijkt minder objectief, onbevooroordeeld, dan je (steeds weer)
blijkt te vermoeden. Niets staat vast, behalve de verhalen en de betrokkenheid
van de deelnemers aan het lees- en leerproces.
[21]
“Een goede tekst is niet onmiddellijk ons bezit. Een goede tekst heeft
juist kwaliteit als een universum van woorden die ons niet van nature
eigen is. Het vraagt ons te leren denken in andere dan ons gangbare begrippen,
in patronen van verbinding en associatie die ons tot op zekere hoogte
vreemd zijn. Daarin ligt de herscheppende functie van een goede tekst.
Zo’n tekst doet iets anders dan je bevestigen in wat je altijd al wist
en wat je altijd al gedacht had: je komt er anders uit dan je erin ging.
De graad van vreemdheid is van tekst tot tekst verschillend en hangt uiteraard
af van het verschil in culturele achtergrond, maar hangt niet minder af
van de aard van de over te brengen inhoud. Lezen – zelfs het lezen van
teksten in de eigen taal – impliceert altijd elementen van ‘vertaling’.”
Rochus Zuurmond, De vertaler
als theoloog en hermeneut, in Interpretatie, Tijdschrift voor bijbelse
theologie, jrg. 7, maart(1999), p.14v.
[22]
Zie bijvoorbeeld Mattheüs 18,3.
|