Johannes en de moeder van Jezus. Amstelveen, Carmelfeest
13 juli 2018
De
moeder van Jezus vinden we in het evangelie van Johannes op twee plaatsen,
nl. in Kana tijdens de bruiloft die spaak dreigt te lopen en onder het
kruis. Zie 2,1.3.5 en 19,25.26.26.27. (Wie vinden 'de moeder' ook in 6,42:
“Kennen we zijn vader en moeder niet!” Dat kunnen we dus buiten
beschouwing laten.)
Maar er is iets merkwaardigs. De moeder van Jezus wordt bij Johannes nooit
Maria genoemd. Wat mag dat betekenen?
een
gedachtenwisseling olv Dr. Jan Engelen
Johannes
47 En Jezus ziet Nathanael
naar zich toekomen en zegt over hem: Zie een ware Israëliet in wie
geen bedrog is. 48 Nathanael zegt hem: Waar ken je me van? Jezus antwoordt
en zegt hem: Voor Filippus je riep zag ik je terwijl je onder de vijgenboom
was. 49 Nathanael antwoordt hem: Rabbi – Jíj bent de Zoon
van God – Jíj bent koning van Israël. 50 Jezus antwoordt
en zegt hem: Omdat Ik je zei dat Ik je zag onder de vijgenboom heb je
vertrouwen. Groter dan dit zul je zien. 51 En Hij zegt hem: betrouwbaar,
betrouwbaar zeg Ik jullie: Jullie zullen de hemel geopend zien en de engelen
van God opstijgen en afdalen op de Zoon van de mens.
A
2.1
En op de derde dag geschiedt er een bruiloft in Kana
in Galilea. En de moeder van Jezus is daar. 2 Maar geroepen
is ook Jezus en Zijn leerlingen naar de bruiloft. 3 En wanneer de wijn
ontbreekt zegt de moeder van Jezus tot Hem: Ze hebben geen wijn. 4 En
tot haar zegt Jezus: wat is er tussen Mij en jou, vrouw? Nog niet is Mijn
uur gekomen. 5 Zijn moeder zegt tegen de dienaren: wat Hij jullie ook
zegt, doet het.
B
6 Nu zijn daar zes stenen kruiken gelegen naar Joods reinigingsgebruik
bevattend tot boven twee of drie metreten. 7 Jezus zegt hen: Vult de kruiken
met water. En ze vullen ze tot boven toe. 8 En Hij zegt hen: schept nu
en breng het naar de tafelmeester. En ze brengen het.
C
9 Wanneer de tafelmeester het water proeft dat wijn geworden is –
hij weet niet waar het vandaan is maar de dienaren weten het, die het
water geschept hadden – roept de tafelmeester de bruidegom. 10 En
hij zegt hem: Ieder mens zet als eerste de mooie wijn en wanneer gedronken
is de mindere, maar jíj hebt de mooie wijn tot nu toe bewaart.
11 Dit doet Jezus als hoofd van de tekenen in Kana in Galilea. En hij
laat zijn heerlijkheid zien en zijn leerlingen gaan in Hem vertrouwen.
12 Na dit daalt hij
af naar Kapernaum Hij en Zijn moeder en Zijn
broers en Zijn leerlingen. En Hij verblijft daar niet vele dagen.
13 En dichtbij is
Pesach van de Joden en Jezus gaat op naar Jerusalem.
14 En Hij vindt in de Tempel verkopers zitten van runderen, schapen en
duiven en geldwisselaars
4.46
Hij komt nu weerom naar Kana van Galilea waar
hij water wijn maakte. En er is een koninklijk iemand wiens Zoon in Kapernaum
ziek is. 47 Deze heeft gehoord dat Jezus uit Judea naar Galilea gekomen
is en hij gaat uit naar hem en hij vraagt af te dalen en zijn
Zoon te genezen want die was bijna aan het sterven.
48 Jezus dan zei hem: Wanneer jullie de tekenen en wonderen niet zien
hebben jullie geen vertrouwen. 49 De koninklijke (man) zei tot hem: ‘Heer,
daal af voordat mijn Zoon sterft!’ 50 Jezus zei hem: ‘Trek
op, je Zoon leeft.’ De mens vertrouwt het woord dat Jezus hem gesproken
heeft en hij trekt op. 51 En terwijl hij naar beneden gaat komen zijn
knechten hem tegemoet en ze zeggen dat zijn Zoon leeft. 52 Daarop vraagt
hij hen het uur waarop hij beter geworden was. Daarop zeggen zij hem:
gisteren op het zevende uur heeft de koorts (het vuur) hem verlaten. 53
En de Vader weet dat dat het uur is waarop Jezus hem zei: ‘Je Zoon
leeft’, en hij vertrouwt en heel zijn huis.
54 Dat doet Jezus als teken wederom terwijl hij uit Judea naar Galilea
komt.
Johannes
19, 15
En die schreeuwen: weg, weg. Aan het kruis met hem. Pilatus zegt hen:
zal ik jullie koning kruisigen. De overpriesters antwoorden: wij hebben
geen andere koning dan de Keizer. 16 Daarop levert hij hem over aan hen
om gekruisigd te worden. En ze nemen Jezus … 19 Pilatus heeft een
titel geschreven en hij zet die op het kruis. Geschreven staat: Jezus
de Nazarener, de koning van de Joden. 20 Van deze titel nu nemen velen
van de Joden kennis Want dichtbij de stad is de plaats waar Jezus gekruisigd
is. … De oversten van de Joden zeggen Pilatus: schrijf niet: de
koning van de Joden, maar dat hij zegt: ik ben koning van de Joden. 22
Maar Pilatus antwoordt: wat ik geschreven heb, heb ik geschreven. 23 De
soldaten die Jezus gekruisigd hebben nemen zijn kleren en maken er vier
delen van, voor iedere soldaat een deel, en het onderkleed. Het onderkleed
is zonder naad, van boven af als geheel geweven. 24 Ze zeggen tegen elkaar:
dit moeten we niet scheuren maar laten we erover loten voor wie het is.
Opdat vervuld zou worden wat gezegd is: Zij verdelen mijn kleren onder
elkaar En over mijn kleed hebben ze het lot getrokken. Dat hebben de soldaten
dus gedaan.
25 Bij het kruis van Jezus staan zijn moeder, de zus van zijn
moeder Maria de vrouw van Klofas, en Maria Magdalena. 26 Jezus
ziet (zijn) moeder en de leerling die hij lief heeft bij haar staan. En
hij zegt zijn moeder: vrouw, zie je zoon. En hij zegt tegen de leerling
zie, je moeder. En van dat uur af neemt de leerling haar op in het zijne.
28 Hierna weet Jezus
dat nu alles voltooid is en om de schrift te voltooien zegt hij: Ik heb
dorst. 29 Er staat een kruik gevuld met zure wijn En ze vullen een spons
met zure wijn, steken die op een hysop-stengel en reiken die aan zijn
mond. 30 Als Jezus de zure wijn genomen heeft zegt hij: Het is voltooid.
Hij buigt het hoofd en geeft de geest.
31 Het is voorbereidingsdag. en opdat de lichamen niet op sabbat aan het
kruis zouden blijven want het was die dag een grote sabbat, vragen de
Joden Pilatus, van hun de benen te breken en ze weg te ruimen. 32 Zo komen
de soldaten. Ze breken de benen van de eerste
en van de andere die met hem gekruisigd is. Als ze bij Jezus komen zien
ze dat hij al gestorven is en breken zij zijn benen niet 34 maar een van
de soldaten steekt met een speer in zijn zijde en terstond komt er bloed
en water naar buiten. 35 En die het ziet legt er getuigenis over af, en
zijn getuigenis is waarachtig en hij weet dat hij de waarheid spreekt
Opdat ook jullie vertrouwen mogen hebben. 36 Want dit alles is geschied
opdat de Schrift vervuld wordt: Een been van hem zal niet verbrijzeld
worden. 37 En weer een andere schrift zegt: Ze zullen opzien naar wie
ze doorstoken hebben. 38 Hierna vraagt Jozef van Arimathea, een leerling
van Jezus maar in het verborgene uit angst voor de Joden, Pilatus, het
lichaam van Jezus te mogen wegnemen. En Pilatus staat het toe. Hij komt
dus en neemt zijn lichaam weg. 39 En ook Nicodemus komt die eerder in
de nacht naar hem gekomen was, dragend een mengsel van mirre en aloë,
ongeveer 100 liter. 40 Zij nemen dan het lichaam van Jezus
Ter vergelijking
MARCUS
En zijn moeder komt
naar hem toe en zijn broers, en ze blijven buiten staan. Ze sturen iemand
naar Hem toe om Hem te roepen. Er zit veel volk om Hem heen. Ze geven
het bericht door: “Je moeder en je broers daarbuiten vragen naar
Je.” Hij antwoordt hen: “Wie is mijn moeder en mijn broeders?”
Hij kijkt naar de mensen die rondom hem zitten en Hij zegt: “Kijk,
mijn moeder en mijn broeders. Want wie doet wat mijn vader goed doet is
mijn broer, mijn zus en mijn moeder zijn zij, die de wil van God volbrengen.”
Markus 3,31. Zie ongeveer dezelfde tekst in Matteüs 12,46-50; Lucas
8,19-21.
1. Lees de tekst van
Kana. Wie is de moeder van Jezus? Met de woorden van het verhaal kun je
alleen zeggen: dat is degene die het gemis opmerkt (geen wijn!). En het
is degene die tegen de (feest-) dienaren zegt: “Wat hij jullie ook
zegt, doe dat.” Het blijken goede dienaren en leerlingen. Ze doen
wat hij zegt. De leider van het feest kan daar geen touw aan vastknopen.
Hij weet niet vanwaar. (Het snel volgende verhaal met Pasen in Jerusalem
(2,23) in de nacht (3,2), het gesprek met Nicodemus vertelt over ‘van
omhoog geboren worden’ (3,3.7 zie ook 3,31)
Dus de moeder van Jezus is 1) zij die het gemis opmerkt 2) die adviseert:
doe zoals hij zegt.
2. Lees de tekst over de mensen onder het kruis. Het moet je opvallen:
de moeder van Jezus en Maria A en Maria B. Waarom heet de moeder van Jezus
niet Maria. Wie is de moeder van Jezus. Met de woorden van de tekst kun
je alleen zeggen dat is degene die onder het kruis staat, eventueel: om
daar opnieuw moeder te worden en wel van de leerling die hij liefheeft.
Wie is die leerling die hij liefheeft? Misschien een beetje snel maar
ik ben geneigd te zeggen: dat is degene die ons in het evangelie van Johannes
zijn verhaal over Jezus en Jerusalem toevertrouwt.
Dus: de moeder van Jezus is degene die de leerling die hij liefheeft ‘opneemt
in het zijne’.
Enkele eigen aardigheden van het verhaal over Kana’s bruiloft.
De bruiloft begint (ondanks sommige foute vertalingen) als de bruiloft
van het bekende lied: “Wij hebben dorst en we krijgen niets te drinken.”
Dat is minder profaan dan het lijkt. Als het bijbelse volk goed en wel
door de RietZee getrokken is blijkt in de woestijn het water brak. Mozes
geeft dan Tora (onderricht, bijbel) aan de hand van een stuk hout, daarmee
slaat hij op het water en het wordt drinkbaar. Denk ook aan “Heer
die met ons gaat, water uit de rotsen slaat”.
De bruiloft eindigt met “Zo’ne goeie hebben we nog niet gehad”.
Met andere woorden: wie is hij dan? Dat is een prima vraag om het evangelie
mee open te slaan. Misschien nog dit: het gaat hier niet over een antwoord
dat je moet zoeken en kunt vinden en dan is het klaar. Dit antwoord moet
steeds opnieuw en als nieuw gevonden worden.
Jn 2,12 hoort er m.i. bij. Bij Kana hoort Kapernaum dat uitzicht geeft
op Jerusalem. Het is bijbelse aardrijkskunde. Daal je af van Kana (hooggelegen)
naar Kapernaum (het Troost-Dorp) dan moet je op tijd remmen anders schiet
je zo Jerusalem binnen (ook al is het te voet een dagreis van minstens
drie dagen). In Kapernaum van Johannes heb je om te beginnen een koninklijk
iemand die in zijn doodzieke zoon Vader blijkt. Ik bedoel: hier wordt
meer verteld dan een merkwaardig verhaal toentertijd. Het stelt je in
staat om nu beter te gaan kijken – horen.
Water en bloed uit zijn zijde – denk aan water wordt wijn. Bloed
is leven. Geboren worden uit water en geest. Jezus dood noemt Johannes:
hij geeft de geest. Alsof het nu dan ook Pinksteren is.
De moeder van Jezus is degene die je aanspreekt over wat ontbreekt,
over wat je kunt doen, en die je een nieuwe plaats geeft, dicht bij haar,
dicht bij hem. Dat je aan elkaar toevertrouwen (hoe moet dat, hoe doe
je dat) is de nieuwe wereld, is de kerk. Zo wordt het Woord, Gods Spreken,
opnieuw vlees, kwetsbaar en steeds weer kwetsbaar als vlees. Zo woont
het in ons als ‘waar de Vader thuis is’ – en wij dus
simpelweg broers en zussen zijn.
Voor liefhebbers:
1. over de tijd van "Kana"
De derde
dag, de zevende dag en de 10e dag van de eerste maand
We vinden Johannes 2 onder de aanhef op de derde dag. Roept deze dag herinneringen
wakker en brengt hij ons bij de tijd(ing) van andere verhalen die ook
of mede gehoord willen worden?
a. De derde dag is in ieder geval in de Tora ook de dag
waarop Abraham de berg ziet, of de dag waarop Jona uit de grote vis gespuugd
wordt. De derde dag is de dag waarop alles definitief wordt. Het is ook
de dag van de dubbele zegen in Gen 1, 41. De derde dag is ook de dag waarop
ze hun kleren gewassen moeten hebben, want op de derde dag zal de Heer
afdalen van de berg Sinaï (Exodus 19,11). En er is meer aan de hand.
b. Telt men de dagen vanaf 1,29, dan is deze derde dag ook de
zevende dag. ‘De volgende dag’ van 1,29 is dag 2;
1,35 is dan dag 3. We lezen 1,44 dan ook met de idee dat dit de vierde
dag kan zijn. In 2,1 komen daar drie dagen bij. Johannes 2,1 is derhalve
naast de derde dag ook de zevende dag, de dag van de voltooiing. En er
is nog een derde lezing mogelijk.
c. In het bovenstaande is reeds aangegeven dat de dag waarop Johannes
het paaslam aanwijst (1,29) volgens Exodus 12,3 ook de
tiende dag van de eerste maand kan zijn. Dan wordt 1,35 de elfde, en 1,44
de twaalfde dag van de eerste maand. In Johannes 2 kan een kalender dan
de 15 dag van de eerste maand aangeven. In de Joodse
traditie is dat de dag van Pesach, Pasen. Wanneer het
in 2,13 Pesach is, lijkt dit voor de lezers meer dan een aankondiging
een herinnering.
In de middagdienst van Pasen leest de Synagoge het Hooglied, het lied
over de bruid en haar beminde, Over God en Israel.
de bruidegom
en de bruid
a. Wanneer er een bruiloft gevierd wordt ligt de vraag voor de hand: Wie
gaat er trouwen? Daarover vertelt het evangelie op het eerste gehoor niets.
We horen wel, verderop in het verhaal, over de bruidegom. Op verzoek van
de tafelmeester komt hij verderop in het verhaal tevoorschijn. Wanneer
de leider van het feest de wijn proeft roept hij vragend de bruidegom
tot een zekere verantwoording. Door te zeggen: Iedereen … maar jíj,
wijst hij op iemand die gegeven de gangbare procedures een notoire uitzondering
moet zijn.
b. Alsof je een doek wegtrekt, opeens blijkt er op deze bruiloft inderdaad
een bruidegom te zijn. Die krijgt meteen het hoge woord te horen: Ieder
mens schenkt eerst de betere wijn. Het oordeel van de meesterproever staat
vast: we hebben hier met een uitzondering te maken. Jij bewaart de mooie
wijn tot nu toe. Dat is dus wat nu gebeurt in de tekst. Wij drinken door
Jezus en Zijn leerlingen en de dienaren die op het woord van zijn moeder
doen wat hij zegt, de mooie wijn. Die woorden worden gevolgd door een
fade out. Ze blijven hangen en verdwijnen langzaam in dit doet Jezus als
hoofd van de tekenen in Kana in Galilea en hij laat zijn doksa zien en
Zijn leerlingen gaan vertrouwen in hem.
c. Naar aanleiding van Johannes 3,22-30. We zitten in het Judese land,
nog steeds bij Jerusalem. Johannes is daar aan het dopen.
Nu volgt: er is een twist met een Jood over de reiniging.
Dit is de tweede en laatste keer dat het woord reiniging bij Johannes
speelt. Deze twist is een aanleiding voor de leerlingen van Johannes om
naar Johannes te gaan met als (merkwaardig) probleem, dat degene over
wie Johannes zijn getuigenis afgelegd heeft (Jezus) nu zelf aan het dopen
is en dat hij degene is naar wie velen toe gaan.
Johannes
wekt niet de indruk, gebukt te gaan onder hetgeen zijn leerlingen opmerken.
Iets aannemen, zegt hij, is een zaak van de hemel. Hij kan daar niet tussen
komen. Meer nog. Als komt het daaropaan, Johannes zegt: ik ben
de Christus niet. Hij is alleen maar (maar!?) iemand die met
een duidelijke boodschap vooruitgestuurd is. En dit bijna afwerende
spreken wordt dan plotseling uiterst concreet toegespitst in: Wie de bruid
heeft is de bruidegom. Daarmee zijn we weer terug bij het raadsel
van de bruiloft in Kana. Wie is de bruidegom? De bruidegom is altijd hij
die de bruid heeft. Maar wie heeft dan de bruid? Dat laat Johannes aan
zijn toehoorders over. Wel zegt hij: de vriend van de bruidegom die erbij
staat en hem hoort verheugt zich met vreugde over de stem (zie ook 10,2)
van de bruidegom. Het dopen van Jezus is voor Johannes een woord, een
stem die klinkt en die hij hoort. En dat leidt tot de nadere bepaling:
ik kleiner, hij groter.
Voor "de bruid" nog het volgende. Er komt in het evangelie van
Johannes maar een "dochter" (huwbare) voor. Jevindt haar in
Johannes 11,15. "Vrees niet, dochter Sion, zie, je koning komt, zittend
op een veulen, het jong van een lastdier.
Jezus is de Messias, koning, bevrijder en "dochter Sion" - Sion
is de meisjesnaam van Jerusalem - is de bruid. Daarom ook al in Jerusalem,
in de tempel, de herinnering van de leerlingen: "de ijver voor jouw
huis vreet hem op" (Johannes 2,17 zie Psalm 69,10).
13 juli 2018, Amsterdam
meer
Johannes
radioprogramma's over Johannes
Johannes
zeven, afbakening, samenhang, lezing. Amstelveen 1986 - proefschrift
home
|