Torah

een inleiding door Jan Engelen

 

Intro

Deze tekst veronderstelt de inleiding in de Bijbelse Literatuur.
De Bijbelse Literatuur is niet zo maar toegankelijk. Als je een bijbel open maakt en leest wat er staat, heb je er geen idee van wat er staat. De Bijbel als boek is een verhaal apart. Je zult moeten leren hoe je dit lezen kunt.

Duidelijk is geworden, hoe de Torah centraal staat in het leven van mensen die met de Torah leven. De Torah bepaalt dag in dag uit het leven van Joodse mensen. Jezus is een Jood. Ook wanneer een niet-Jood niet kan overzien wat dit betekent: Jezus leeft van, in en met die joodse, bijbelse traditie. Als Hij niet in die traditie geleefd had en was Zijn leven in die traditie niet herkenbaar geweest voor de mensen om hem heen zouden Hem niet kerkend hebben. Zijn woorden en daden zouden niet begrepen kunnen worden. Niemand zou naar Hem geluisterd hebben.
En groepje van Zijn tijdgenoten heeft wel naar Hem geluisterd. Zij herkenden of hervonden zich in Zijn woorden en daden. Zij voelden zich door Hem aangesproken, deelden met Hem het geheim dat het leven van een mens is.
Waarom?
Dat is Zijn en hun geheim. Het is ook het geheim van de traditie waar zij het van moet hebben, Wet en Profeten.

Wet, let wel: van weten. Wat het weten waard is, wat een mens weten mag of kan. In de Bijbelse taal heet de Wet de Torah.
Wat is de Thora.? Wat heeft deze, zo centraal in het leven staande Torah te melden? Waar gaat het over? Wat heeft het te betekenen, vertellen die verhalen?

 

Misverstaan

Er is al uitgelegd: de Torah bestaat uit de eerste vijf boeken van de Bijbel. Wij noemen die vijf: Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri, Deuteronomium. In feite zijn dit de niet-Bijbelse namen. Het zijn namelijk Griekse namen die in gebruik raken door de Griekste vertaling van de Bijbel, de Septuaginta (de Zeventig, afgekort LXX) van rond 200 voor het begin van de jaartelling. Deze namen zijn afgeleid van het veronderstelde hoofdonderwerp van de boeken.

Genesis begint met de Schepping, het begin van alles.
Exodus, de Uit-weg, Uittocht. Over de uittocht uit de slavernij.
Leviticus. Het boek beschrijft voor een groot deel de tempelliturgie. Het is het handboek voor Levieten, de assistenten van de cohaniem, de priesters. In de Babylonische Ballingschap, als alles in en rond Jerusalem tot en met de Tempel verwoest is, is dit boek de tastbare herinnering aan de goede dagen, een heimweeboek.
Numeri – nummers, getallen. Het boek begint met het noemen van de getallen van het stammen.
Deuteronomium. Nomos/wet. Deuteros is tweede, “nog eens”.

Deze Griekse vertaling is als iedere vertaling, ook een interpretatie en uitleg. Omdat het privéboek van Israel daarmee ook een Boek werd dat de volkeren (Grieken en Romeinen) zonder de context van het Joodse leven konden lezen, heeft veel misverstanden in de hand gewerkt. Het is hier niet de plaats daar op in te gaan.

 

Zoals het was en is.

In de oorspronkelijk hebreeuwse bijbel heten de Bijbelboeken naar de eerste woorden van het boek, uiteraard in het hebreeuws. Daar luiden de namen: B'resjíet, Sjemooth, Wajjikra, Bemidbar, D’variem. U vindt deze eerste woorden in iedere vertaling.

B’resjith. Be/in of bij. Resjith van Roosj, hoofd, begin. Bij/Als begin.
Sjemóot – van sjeem, naam. De namen.
Wajjíkra – Hij riep/roept. Van kara, roepen, lezen, te verstaan geven.
Bemidbár  - In de woestijn. De Rabbijnen herkennen in dit woord ook min-dabar, “vanwaar het woord”. In de woestijn is dan ook: in "waar het  woord vandaan komt".
D'variem – meervoud van dabar: woord en daad, de woorden die je in de daden herkent, of daden die laten zien waar de woorden voor staan, wat ze betekenen.

 

Waarover gaat de Torah?

Waar gaat een boek over? Kijk naar het einde. Aan het einde van een boek wordt in de regel bereikt waar het boek naar toe wil, waar het om begonnen is, waar het op uit is. Wat is het einde van Genesis? Wat van Numeri? Wat van Deuteronomium?

 

Deuteronomium, het einde

Het boek Deuteronomium eindigt voor de Jordaan. Het boek Numeri eindigt daar ook: voor de Jordaan, tegenover Jericho. Wanneer je al iets weet, dan weet je bij de Jordaan dat het verhaal ongeveer uit is. De mensen in het verhaal zijn vòòr de Jordaan aangekomen. Voor het einde is het wachten op de beslissende stap. In het  Nederlands hebben we daar een liedje voor. “Schipper mag ik over varen, ja of nee?” Je begrijpt, daar is een antwoord op. Wil je het weten? Met de Torah in de hand kom je aan de overkant.

In de loop van het boek Deuteronomium is het volk dus niet verder gekomen? Juist. Deutero zegt in het Grieks: tweede, of beter "nog eens". Nomos is het Griekse woord voor wet. Deuteronomium betekent: nog eens de Wet, nog eens de Torah. (Het woord "deuteronomium' vind je ook in de  Septuaginta (LXX), in Deut 17,18. Daar gaat het over een kopie. De koning moet voor zichzelf een kopie laten overschrijven van de Torah om daarin te studeren!

 

Het boek Deuteronomium geeft dus een herhalingscursus. Voordat men het veelbelovende land zal binnen gaan, gaat men eerst nog eens bij Mozes in de leer.
Het boek Deuteronomium bestaat in zijn geheel uit (bijna) citaten en herhalingen (met variaties).
Bij de Jordaan tegenover Jericho eindigt de tocht van veertig jaar woestijn. De Torah vertelt derhalve over Israël op weg, uit de slavernij naar de bevrijding, het leven in het land dat de beloften draagt.

Het verhaal in de woestijn is herinnering en vooruitzicht, voor onderweg.
Deuteronomium aan het einde verwijst naar waar het om begonnen is. Wat wil in de eerste vier boeken van de Thora zo nodig gelezen worden?

 

Alles draait om

De nog nader uit te leggen zin.

Het hoofdverhaal uit de Torah zou je kunnen samenvatten in de volgende, nog nader uit te leggen zin:  

WIJ WAREN SLAVEN IN EGYPTE EN HIJ HEEFT ONS BEVRIJD.

De voorafgaande zin is nog nader uit te leggen. Uitgelegd moet in ieder geval worden, wie zijn die "wij" en hoezo "slaven in Egypte"? Trouwens, wat is dat, slaven in Egypte? Hoezo Egypte? Wie is Hij de bevrijdt. Hoe gaat dat, bevrijden?

Vier van de vijf boeken van Mozes gaan over die slavernij en bevrijding: Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium.

 

Genesis is de inleiding op het verhaal 'van Exodus tot Deuteronomium'.
Genesis is een bedrijf vooraf, een ouverture.
Dat wil zeggen:
Genesis laat je kennis maken met het podium en de spelers, met woorden die er toe doen, met kiezen en niet kiezen, met plaatsen en verplaatsingen, met de dramatis personae en hun bedrijf, hun doen en laten, hun motieven en hun ervaringen.

 

Genesis, om te beginnen

Genesis, de inleiding van de Thora, vertelt bijvoorbeeld, wie wij (van het boek) zijn en hoezo Egypte. De slavernij in Egypte is het gevolg van hoe broers met elkaar omgaan. "Wij" in het verhaal over de Uittocht uit de slavernij blijken de kinderen van Jacob/Israel te zijn, de kinderen dus van Abraham, Isaak en Jacob.

De verhalen over Abraham, Isaak en Jacob vormen de inleiding tot het thema van de Torah: Wij waren slaven in Egypte en hij heeft ons bevrijd!

 

Abraham

Het verhaal over Abraham begint in Genesis12,1. Eigenlijk, kun je na weinig speurwerk opmerken, begint Abraham al in 11,26, maar voor de goede verstaander is het daar nog Abraham in de lijn van het voorafgaande.

Het verhaal over Abraham, - Abraham zelf als begin, - begint echt in Genesis 12,1-4: “Gá, jij, ja jij, uit je land, uit je familie, uit je vaderhuis, naar het land dat ik je zal laten zien. Ik zal je tot een groot volk maken … Zo gaat Abraham overeenkomstig het woord …  

De tekst klinkt nogal dwingend, dringend en persoonlijk. Hij richt zich tot iemand die JIJ genoemd wordt. Drie keer gaat het over jouw. De kring wordt steeds kleiner: land, familie, huis van je vader. De toekomst onzeker. “Je” in het verhaal weet niet waar hij blijft. Wat de toekomst brengen moge.

Het vaderschap van Abraham – dat Abraham vader wordt - is geen kwestie van genealogie of natuur. De zoon van Abraham zal uiteindelijk tegen alle verwachting in, uit het woord, de toezegging, uit de belofte geboren worden.

Abraham blijkt met het woord, Gods spreken, te willen leven. Dat woord wordt voor hem een plaats waar hij kan zijn en een zoon die voor hem "leven over je eigen mogeliojkheden heen" is.

Abraham gaat, zoals de Heer tot hem gesproken heeft (Gen 12,4).

Het woord, Gods spreken, zondert Abraham af, maakt hem tot uitzondering, een zonderling.

Na de verhalen over Abraham komen als vanzelf die over Isaak en Jacob met zijn zonen. Als vanzelf? Niet als vanzelf. Niets is in deze verhalen spreekt vanzelf.

Als Abraham iets nieuws is, een uitzondering, wat is dan het oude, het voorafgaande. Waar maakt hij zich van los? Waar of met wie moet hij breken? Dat is de wereld van Genesis 1 tot 11: zo mooi van opzet, zo ongelukkig uitgepakt.

 

 

Van het einde naar het begin.

De Torah overziende, terugbladerend vanaf het einde van Deuteronomium, zijn we via Egypte en de bevrijding, via Jozef, Jacob en Isaak, aangekomen bij Genesis 12,1. Zo blijft Genesis 1-11 over.

Wat is er aan de orde in Genesis 1-11. Deze verhalen vormen een voorwoord op het verhaal van Abraham die met het woord gaat. Genesis 1-11 is inleiding tot het hoofdthema van de Torah: Abraham, Izaak, Jacob en de bevrijding uit de slavernij met 40 jaar zoeken en dwalen in de woestijn.

Is het niet merkwaardig, dat het verhaal over de bevrijding een hoofdverhaal is?

Een verhaal over de bevrijding kan alleen maar een hoofdverhaal zijn voor mensen die zelf blijkbaar hunkeren naar vrijheid en bevrijding, die dromen van vrede (titel van de voortreffelijke kinderbijbel van Karel Eykman). Hoe is de situatie van die mensen? In welke situatie wordt de roep om bevrijding een levensvoorwaarde?

 

De Babylonische Ballingschap

De tijd waarin al die verhalen onder de noemer van de bevrijding bijeen zijn gebracht is de tijd van de Babylonische Ballingschap. Wie zijn dat, die ballingen in Babylon? Dat zijn hoofdzakelijk mensen van Judea en Jerusalem. Ze zijn als ballingen zijn meegenomen, als gevangenen weggevoerd door de mensen en machten van Babylon. Alles wat hun identiteit bepaalde, Jerusalem, de Tempel, het is niet meer. Zij hebben nog enkel hun herinnering. En is is een zeer pijnlijke vraag: Die vraag is simpel en duidelijk.

Als God onze God is, hoe is dit dan mogelijk?

Hoe kan het zijn dat wij niets en nergens zijn?

We leefden toch in het verbond!

Hoe is dit dan mogelijk?

Het antwoord op die vraag is eenkennig eenoudig: Wij leefden wel in het verbond, maar wij leefden alsof we buiten het verbond leefden. We leefden in het veelbelovende land, maar we deden alsof het land een land was als ieder ander land, alsof er geen beloften waren, geen verleden, geen geschiedenis, geen verwachting. Wij leefden in het land alsof er niets gebeurd was, alsof leven in het land gewoon natuurlijk was. In feite is zijn dergelijke overwegingen uitleg van de Torah. Het is de samenvatting van de Profeten. De profeten herinneren het volk of de koning voortdurend aan het verbond.

De Ballingschap - 587/538 -, de grote verlorenheid, is de tijd en plaats van de grote ontdekking. Die ontdekking is: wat we nu meemaken, dat we niets en nergens zijn, hebben we eerder ook gehad. Toen waren wij slaven in Egypte. Toen zijn we er ook uitgekomen! Wie zal zeggen dat dit nu niet ook gebeurt!! Wij waren slaven in Egypte, en hij heeft ons bevrijd!

In Babylon wordt het verhaal over onheuglijk lang geleden heden. De herinnering kan eeuwen overbruggen als waren zij een dag. De herinnering aan de bevrijding uit de slavernij (rond 1200 voor) maakt een nieuw begin mogelijk - een nieuw begin, tegen beter weten in. Zo ontstaat in de ballingschap de synagoge.

De mensen komen samen om elkaar de verhalen over vroeger te vertellen. Na de terugkeer uit de ballingschap brengen ze de synagoge mee naar Israël.

Voor de ballingschap was er alleen de tempel in Jerusalem. Na de ballingschap heeft iedere gemeenschap zijn synagoge.

 

Exodus, een verhaal voor Ballingen

Het verhaal over de bevrijding uit de slavernij van Egypte is het verhaal over het verbond. Dat verhaal over het verbond wordt in eerste instantie verkend in de verhalen over Abraham, Isaak en Jacob. Wie zien hen in de verhalen rondtrekken, landschappen oversteken. (Hebreeër is afgeleid van een hebreeuws woord dat oversteken, overtrekken betekent. Zie Deut 26.) God biedt hen aan met hen in zee te gaan. Zij gaan daar op in, wagen het avontuur.

Leven is iets anders is dan een natuurproces. Het heeft meer te bieden dan je verwachten of berekenen kunt. Abraham, Isaak en Jacob bereiden voor op het grote verhaal over vrijheid en bevrijding.

Aan de verhalen op zoek naar vrijheid en bevrijding gaat een serie verhalen over het tegendeel vooraf. Over mensen die zich niet laten gezeggen, die voortdurend handelen vanuit: "Laat mij nou maar", na ons de zondvloed en dan liever de lucht in. Het steeds zo kosmisch en paleontologisch geïnterpreteerde verhaal over de zeven dagen aan het begin is enkel het portaal. Voordat het treurige verhaal verteld wordt over mensen die niet willen luisteren en die met niemand iets te maken hebben is er eerst het verhaal over het grote accoord, over hemel en aarde die toch bij elkaar horen, het verhaal dat is als een portaal waar je je welkom mag voelen.

 

Voor wie wil volgt hier een korte rondleiding door het portaal

Vanaf Genesis12 begint het verhaal over het verbond. Genesis1 begint met een accoord, het grote accoord van de hemel en de aarde die een zijn en bijeen horen. Want dat is wat er aan de hand is met hemel en aarde: ze horen bijeen, ze zijn geschapen voor en met elkaar. Zie eventueel hoe (onherkenbaar) dat vertaald wordt in Gen 2,4a.  

Na het grote accoord van Genesis 1,1-2,4 krijgen we in Genesis 2,4b tot 11 het negatief. Het zijn vier verhalen. Ze vertellen over leven alsof het verband van het verbond niet bestaat. Het viertal is herkenbaar in een schema te zetten. Dan zie je ook dat er over is nagedacht en dat er beslissingen zijn genomen.
De vier verhalen zijn: Adam en Eva, Kain en Abel, De Sontvloed, De Toren van Babel.
Wat Adam en Eva als “stel” doen, doet heel de wereld met de Toren van Babel.
Wat Kain in het klein doet, doen allen voordat de Sontvloed begint.
Wie van een systematiseren houdt herkent het schema: A – B – B – A.
In A gaat het over mens zijn voor God (wat dat ook betekenen moge). In B gaat het over broer voor je broer zijn.
Het grote Thema (A en B) van Genesis 2 tot 11 is: doen alsof je alleen bent. Vier keer wordt dit in deze verhalen uitgespeeld, gespeld.

Tegen de gewoonte in wordt in dee tekst het woord sontvloed geschreven met een s. De suggestie dat het over een vloed gaat die met de zonde te maken heeft moet vermeden worden.
Sontvloed is de alles overstelpende vloed, de wereld als een grote golf. Het is een verhaal van ieder voor zich en na ons de sontvloed.
Het volgende verhaal vertelt over de Toren van Babel. Het lijkt er op dat de mensen van het voorafgaande geleerd heeft. "Allen tegen allen" leidt tot de chaos van het "niets meer". Waar vind je dat allen tegen allen? Het is de interpretatie van de ongerechtigheden van de mensen zijn veel geworden (Gen 6,5). Waar hier ongerechtigheden staat geeft de NBG-vertaling boosheid. Die vertaling mist de samenhang. Welke samenhang?

Het tweede thema van Genesis1-11 zie je in de hoofdstukken 5, 9 en 11. In twee keer 10 generaties tekent zich een schema af. Twee keer 10 generaties (met daar tussen in Noach) gaat het over: de ene te midden van de anderen. Zo kom je bij Abraham, die éne te midden van de anderen.
Nu we in de buurt van het begin van Genesis gekomen zijn moeten we daar toch ook even langs. Aan de dissonanten van Genesis 2-11 gaat het perfecte akkoord vooraf van het eerste verhaal, Genesis1.  

Het portaal voor het boek brengt voor wie lezen wil, enkele zaken bij elkaar.  

Genesis 1 is in feite 1,1-2,4a. Waarom? Je ziet hier een structuur die je vaak in de Bijbelse literatuur tegenkomt. Aan het begin en het einde komt hetzelfde woord terug: een inclusie (vgl. inclusief, insluitend). Verhalen of tekstdelen beginnen en eindigen vaak met hetzelfde.  

In Genesis1,1-2,4a vind je het woord scheppen als begin en einde van het verhaal. Daar gaat het over! En dat waar het over gaat vind je in het hoogtepunt van het verhaal drie keer in 1,27, bij de mens. Alleen: wat is scheppen?  
Scheppen
is het enige werkwoord in de bijbel waarvan alleen God onderwerp is. Hij is de enige die dat doet. Wat is het dan?

Goed
We weten het niet, maar er is een vermoeden mogelijk. In Genesis1,1-2,4a vinden we zeven keer goed (tov). De zevende keer zelfs zeer goed. Het kan niet meer stuk!. Alles is goed. Scheppen heeft als gevolg: Goed! Maar wat is goed? De Schrift vertelt niet met zoveel woorden: Goed is ... Wel geeft de tekst aan wat niet goed is. Zie Genesis 2,18. Het is niet goed voor de mens alleen te zijn

 
Niet goed = alleen

goed = niet-alleen.

Denk aan het woord verbond! Het scheppingsverhaal is dus het verhaal over niet-alleen. Als begin: God schept hemel en aarde. Genesis 2,4a in een andere vertaling dan gebruikelijk: Dit is wat er aan de hand is met hemel en aarde: ze zijn geschapen! Principieel horen dank zij Gods scheppen Hemel en Aarde bij elkaar. Niets kan daar meer tussen komen. Dat je mag en moet zeggen: “hemel - en – aarde” komt volgens het verhaal door het scheppen dat God doet. Voor hemel en aarde zie Ps 115,16: de hemel is de hemel van de Heer, de aarde heeft hij aan de kinderen der mensen gegeven.
Hemel is: waar God God is.
Aarde is: waar de mens mens is, hopelijk mens wil zijn, is.
Je voelt: daar is verwachting geïnvesteerd, Waar de mens hopelijk mens is.

Wie hemel zegt moet voortaan ook aarde zeggen. Denk aan: eer aan God in de hoge en vrede op aarde. Of: Uw welbehagen (wil) geschiede gelijk in de hemel zo ook op aarde.  

Woest en leeg. Na Genesis 1,1 komt 1,2: De aarde nu ... Waar is de hemel gebleven? Aarde zonder hemel is woest en leeg. Leeg gaat niet over het vacuüm van een natuurkunde-lokaal. Dat zie je aan Jeremia 4,23.  In Jer 4,23 is Jerusalem is door de Babyloniërs verwoest: “Ik zie de aarde, en zie: woest en leeg; en de hemel: en er is geen licht.“

Er is geen begin meer, chaos. Alles tevergeefs (lat. frustra). Weg mooie eenheid.   Niet zo vlug! Dit is niet het eerste en ook niet het laatste woord. Er komt nog meer.  

De Geest En geest van God boven de wateren. Geest van God, het laatste van hemel, hangt nog boven de aarde. Er hangt iets in de lucht, er is iets op til, er komt nog wat! En God zegt: licht moet er zijn. En: er is: licht! De duisternis is de plaats van het licht. Vgl. Johannes 1,5.

De Duif
Zweven.
Het hebreeuwse woord wordt ook gebruikt voor het broeden van een duif. Dat dier zit niet stil. Regelmatig gaat er een siddering doorheen. Door het woord zweven kun je geest en duif naast elkaar lezen. Begrijp je nu waarom Noach uiteindelijk een duif uit de ark stuurt? Begrijp je ook wat vrede betekent? Je kunt nu ook meer verstaan van bijv. Mt 3,16. Je kunt nu ook verstaan wat er gezegd wil worden wanneer Maria te horen krijgt, dat wat uit haar geboren wordt uit de geest is (Lk 1,35).  
De Geest is het geheim van het begin.
Het geheim van het begin is: het is begonnen
– hemel en aarde horen toch bij elkaar.  

Trooster/troosten
Zie Jo 14,16v; 16,7.13. De Geest is de Trooster. Bijbels troosten is niet alleen laten. Niet: Kom leg je hoofd op mijn schouder en huil maar eens lekker uit, maar aanwijzen hoe je verder kunt gaan, hoe je opnieuw kunt beginnen! Je bent niet alleen.   Vergeet niet: Genesis1 komt na Deutero-nomium. Aan het einde van de woestijntocht zie je waar het om begonnen is: leven op het land dat de beloften draagt. Het einde van de Ballingschap wordt aangereikt in Jes 40: Troost, troost U mijn volk. De kerk zingt dit lied in de advent.      

Wanneer je de tekst studerend wilt afsluiten vind je hier twee opdrachten:
1. Op welke vijf vragen moet je nu in ieder geval antwoord kunnen geven?
2. Geef vijf kleine vraagjes (vragen naar details) die jij in ieder geval ook het weten waard vindt.

 

© Jan Engelen

2001 Herten, 2006, Badhoevedorp 2023.

 

titelblad

plattegrond