van wat naar wie

dat is wat – of die? wie?

---

 

de mens

wat is dat?

 

mens, wie ben je?

dat is heel iets anders.

een algemene vraag ins Blauwe hinein wordt opeens persoonlijk

met die vraag spreek ik iemand aan

tegelijk: door het stellen van die vraag word ik ik

en er is meer

 

er is iets tussen gevoegd

ik had kunnen of moeten vragen: wie ben je?

iemand zou voor me staan, die zou ik aanzien

en ik zou vragen: wie ben je?

mens is er tussen geschoven

een vreemd lichaam

 

vantevoren heb ik een vraag onder mijn vraag gelegd, gesteld, een veronderstelling

alsof er tusen jou en mij iets is dat we delen, we

een vraag bijvoorbeeld: wie ben je? wie ben ik, een en al vraag naar jou

 

 

---

 

 

in de woestijn

vragen ze wat is dat?

de taal is daar, in die woestijn, hebreeuws

man-hoe

we/ze hebben daar manna van gemaakt

 

in de woestijn eet je "manna", "wat is dat?"

in de woestijn leef je van vragen

-         alsof je van vragen kunt leven

alleen wat is hier wie geworden

een opmerkelijk verschil

want jij bent er – dat kan ik 'met goed fatsoen' tegen een steen of een stok nooit zeggen

jij bent een verschil

manna, brood, is daar een mens geworden

weer die veronderstelling, dat verschil – alsof het iets uitmaakt: jij

 

 

bij sint jan, in het johannes-evangelie

is dat een geintje geworden

jezus gebruikt de eerste keer als onderwerp het werkwoord zoeken

hij vraagt de leerlingen van johannes in johannes 1,38 wat zoeken jullie

hij is ook het laatste onderwerp bij het werkwoord zoeken

hij vraagt maria magdalena (die hem aanziet voor de man van de tuin – wat!): wie zoek je

alsof dat ook een beetje de reis van jezus bij sint jan is: van wat naar wie

 

 

---

 

misschien

heeft sint jan de evangelist daarom voordurend – vermoed je – over het laaste avondmaal

zonder het te noemen

hij heeft zelfs het instellingsverhaal niet van jezus met brood en wijn en de leerlingen aan tafel

 

voortdurend voel je het komen

 

de paasnacht met nikodemus

het water dat ontbreekt (ik heb dorst – 4,8; 19,28) en pas proevend (2,9) wijn! blijkt

onverwachte, onversneden messiaanse wijn

brood in de woestijn

paasbrood, haast-brood

dat doet roepen naar een broodkoning (6,14-15)

iemand die ons manco vervult (2,2,23): jij bent voor mij alles!

 

maar

dan neem ik de ander de maat[1]

ik meet je

voor mij ben je alles

 

maar dan mag je zelf niet meer zijn

als jij niet beantwoord aan mijn verwachting

antwoord bent op mijn gebrek

heb ik jou niet nodig

als god geen antwoord is op mijn vragen

als hij de gaten in mijn leven niet vult

op dezelfde manier zeggen mensen

god kan niet bestaan

want als god bestaat, hoe kan er dan zoveel leed en onrecht zijn

 

de mens

brood en wijn

tussen een en al gebrek en bovenmatige overvloed

tussen slavernij en bevrijding

tussen de farao van de verplichte kost die in onze dagen hoge ogen gooit naar het koningschap van iemand die vrij maakt[2]

van niets naar wees welkom, jij

iets of iemand

dat weet je nog niet

iets of iemand zegt jij tegen jou – desnoods met je eigen woorden

zo wordt je losgemaakt uit het decor

afgescheiden

volgens emmanuel levinas betekent geschapen zijn precies dat

jij

vlak voor het einde van het verhaal in zeven dagen het dat adaam, 'akkerling, aardeling'

adaam uit de adamah, aardeling uit de aarde, akkerling uit de akker

mens?

wij noemen dat mens[3]

het boek heeft die mens getraceerd, uitgelijnd, als naar gods beeld, op hem gelijkend.

 

© jan engelen

herten

28 februari 2002

 

 

 



[1] Sint Jan heeft daar ook een geintje mee. In 7,42 laat hij de mensen die in Jerusalem thuis zijn zeggen: "De Messias komt toch niet uit Galilea. De Schrift zegt toch dat de Messias uit het geslacht van David, uit Bethlehem komt!" Alsof Jezus niet in Bethlehem geboren is?

Volgens deze mensen uit Jerusalem niet, of volgens Johannes niet. Maar vergeet niet dat je zo, vragend, over 'David' heen leest. David zou dan kunnen zeggen 'mijn 'achter-achter-achter-achte-kleinzoon'. Dat mag David bij Sint Jan niet. Je mag David wel aan de Messias meten; hij gooit hoge messiaanse ogen. Maar je mag de Messias niet aan David meten.

[2] Voor wie geduld heeft is dat grondig uitgewerkt door Monique Leijgraaf in haar dissertatie: Brood en wijn binnen de spanning van Gods uitverkiezing, Ten Have, Baarn, 2001. Zie p. 63, 111, 149.

[3] Mens. Van mannen of vrouwen is dan nog geen sprake. Dat is hier geen verdeling – als dat al een verdeling zou zijn. Hier, in genesis 1,27 is het een opsomming. Adaam is mannelijk en vrouwelijk – wat dat ook moge zijn, in iedergeval bijvoeglijk naamwoord.