Rome
de plaats Het Rome waar je aankomt is het gevolg van 2800 jaar geschiedenis. De Tiber maakt daar een fraaie bijna 90 graden bocht westwaarts om zich daarna via een rustige weg weer ZO-waarts, ahw naar zijn zelfde westerbreedte te begeven. Getekend moet je je een gespiegelde 5 voorstellen (zonder streepje bovenaan). Dat halve ovaal met een verbreding naar boven biedt aan de onderkant, waar we het laatste stukje schuine streep van de omgekeerde vijf bereiken, ruimte aan de Collis Capitolinus, de Collis Palatinus en de Collis Caelius, drie heuvels. Op een ronde wijzerplaat localiseer je ze waar de kleine wijzer staat om 09.00 u., 8.30 u. en 06 uur. Zuid oostelijk onder Palatijn ligt de Collis Aventinus. Boven de eerste drie liggen de C.Quirinalis, de C.Vimalis en de C.Esquilinus. Alles bij elkaar een soort ovaal. Dat is de eerste, oudste omtrek van Rome. Heb je het getekend - nu ken je de vorm - controleer dan even op het kaartje of je idee goed is. De heuvels hebben de oudste bewoning. Daar was het droog. Een paar meter verder was de grond drassig. Dat wordt bewerkt, drooggelegd, bebouwd. Rome is begonnen.
We zijn hier ongeveer 800 jaar verder. In het "dal" tussen de eerste drie en de laatste drie heuvels staat sinds ongeveer het jaar 833 ab urbe condita (na de stichting van Rome) het Colosseum staat. Wij noemen dat jaar "80 na Christus". Het Colosseum is mede gefinancieerd uit de krijgsbuit van de plundering van Jerusalem. Je vindt dat afgebeeld op de triomfboog die ietsjes verderop staat, op het Forum Romanum - je kunt hem zien - van Titus. De bekende afbeelding met de zevenarmige kandelaar.
Links
van het "Oudste Rome" ligt het Mars-veld (Campus Martius).
Daar waren de soldaten thuis. Daar is nu het Piazza Navona. Onze verkenning van de stad loopt voor 2/3 door dit gebied vande zeven heuvels. De eerste wandeling gaat tussen dit gebied - en waar het Vaticaan is. De eerste 48 uur ongeveer en de laatste dag zijn we in en rond de Sint Pieter.
Rond
370 AD is Rome waarschijnlijk de grootste samenklontering van mensen op
aarde. De stad heeft tussen een half of een heel miljoen inwoners. Dat
is af te leiden uit de voorraad graan die naar de stad komt voor het populus
romanus. Alleen echte Romeinen komen daarvoor in aanmerking. Dat
betekent dat er in die tijd tussen 120 000 en 200 000 echte burgers van
Rome zijn. De rest is import, vreemdeling, slaaf. Overigens:
weet wel dat de mensen in het Rome van de tweede eeuw na Christus hebben
een gemddelde levensverwachting van 25 jaar. De
mensen uit die tijd zijn zijn meer overgeleverd aan de dood dan de meeste
mensen uit ontwikkelingslanden nu. Wie zijn kindertjd overleeft blijft
gevaar lopen. Vier van de honderd mannen worden ouder dan vijftig. Bij
vrouwen ligt het getal lager. De dood vreet de bevolking kaal.Wil de bvolking
van het Romeinse Rijk enkel maar stabiel bijven dan moet iedere vrouw
vijf kinderen krijgen. De gemiddelde leeftijd waarop Romeinse meisjes
trouwden was niet hoger dan 14 jaar. In Noord-Afrika - ook Romeins Rijk
- is een begraafplaats gevonden. 95 % van de vrouwen was getrouwd en meer
dan de helft van hen gestorven voor hun 23ste. Hoe
is het bestuur van Rome, en later de steden georganiseerd, die eerste
1000 jaar? Hoe
werd je in het oude Rome notabel? Of, en dat is dezelfde vraag: hoe werd
je rijk? Het
grote Romeinse Rijk bestaat uit zelfstandige steden die aan het Rijk van
de Keizer enkel een belastingverplichting hebben. Iedere stad wordt door
de keizerlijke bureaucratie aangeslagen. De stadsraad (curiales) besluit
wie dat hoe moet opbrengen. Die aanslag bestaat uit een hoeveelheid graan
of alles wat waarde heeft. Daarnaast moet de raad het plebs van de
stad besturen. Overal in de stad en de steden verschijnen graansilo's. In de meer bevolkte gebieden (Noord Afrika, Italië, Zuid-Spanje of Frankrijk) liggen de steden een kilometer of 15 van elkaar. De wegen tussen de steden zijn de corridors waarlangs de welvaart naar Rome vloeit. Na de eerste eeuw van welvaart dank zij de vrede vestigt begint de ontwikkeling van "Europa", in feite de bouw van veel streken waar nieuwe eliten zich vestigen. Zij brengen Rome ook buiten de stad, willen meer Romein zijn dan de Romeinen. Centrale plaatsen zijn Milaan, Trier, Barcelona, Bordeaux, Merida, Carthago. In de derde eeuw komt dat tot een soort hechting. Er heerst relatieve rust. De vijanden kun je niet meer met een relatief gewone krachtsinspanning onderwerpen. De verdere groei hapert, de grens van het rijk is bereikt. En tegelijk worden de grenzen worden minder grenzen. Het worden meer ontmoetingsplaatsen. Contact en doorvoer. De Romeinen prijzen bijvoorbeeld de Germanen voor hun kracht. Ze hebben, zo schrijft Vegetius (in Epitoma rei militari 1.2 (uittreksel van militaire zaken, 390 na Chr.), meer bloed dan de door de zon uitgedroogde mensen van rond de Middellandse Zee. Niet-Romeinen worden Romeins soldaat, krijgen Romeinse training en maken een Romeinse carriere. Ze kunnen hoge posities krijgen in het leger. De volksverhuizing is daarom niet zozeer een "inbraak". Het is minder het "overtrekken van de reeds vervaagde grenzen door de barbaren" dan een soort collectieve opstand tegen het oude gezag. Maar dat komt pas in de vijfde eeuw. Na
100 krijgt het Imperium te maken met de problemen die alle grote
imperia krijgen. Het op de keizer en het hof gebaseerde keizerlijk gezag
gaat van de ene superrijke familie naar de volgende. Dat brengt spanning
mee, naijver. Je krijgt militaire coups, plaatselijke burgeroorlogen.
De bevoorrading gaat stokken, er komen lacunes. Constantijn
wordt door zijn soldaten in 307 uitgeroepen tot Augustus. Nu
gaan er dingen gebeuren die volstrekt niet in de lijn van de geschiedenis
of de verwachting liggen. In 309 vervangt hij de bestaande munt door de
solidus, een gouden munt. Daarvan gaan er 72 in een pond goud.
Geleideijk aan wordt graan of zilver als betaalmiddel vervangen door goud.
In de nieuwe bestuursstructuur die ontstaat wordt de soslidus het betaalmiddel.
(Soldaat is daarvan afgeleid.) Een
goede oogst wordt begin vierde eeuw zeker nog gezien als een geschenk
van de goden. Keizer Maximus II Daia, - historisch een volmaakte illustratie
van de boven kort beschreven historische ontwikkelingen, zoek eventueel
zijn naam op (internet)
- een van de laatste heidense keizers in het Oosten schrijft
in 311 nog dat zijn vervolging van de christenen de goden behaagd heeft.
Hun gunst heeft zich vertaald in een goede oogst. Naast dit centrale gezag dat zich decentraliseert in kleine (gezags-)strukturen en zich centraliseert rond nieuwe gezagsdragers (Brown schrijft dat het niet veel gescheeld had of het keizerlijke Trier had Milaan voorbij gestreefd) zijn er de christenen - steeds plaatselijk georganiseerd, met een groot gevoel voor verbondenheid (vooral in oude en steeds weer nieuwe teksten, met enigheid en onenigheid) met de geloofsgemeenschappen in andere plaatsen. Hoe kunnen we kijken naar de beginnende kerk in Rome.
a.
Galilea - Jerusalem - diaspora Alle
vier eerste "verhalen over Jezus", de evangeliën, beginnen
bij de Jordaan. Je ziet dat direct al bij Marcus en Johannes.
Mattheus en Lucas laten aan die doop een inleiding voorafgaan. Dat zijn
wat wij sinds ongeveer 1450 de eerste 2 hoofdstukken noemen. Mattheus
vertelt over: hoe na al die namen (korte samenvatting van de joodse
geschiedenis) een nieuwe naam geroepen wordt, Jezus, en
in het tweede hoofdstuk, hoe de volkeren (de niet-Joden, dus in de regel
ook wij) komen om de geboren koning der Joden te aanbidden. Lucas
opent zijn verhaal met een plechtigheid in de Tempel hoogverheven. De
naam Jerusalem noemt hij pas als Jezus naar de Tempel in Jerusalem
gebracht wordt. Dat eerste verhaal gaat over hoe dat gegaan is, toen Johannes
de Doper verwacht werd. En over hoe de engel naar Nazareth ("off
all places") gaat, naar Maria gaat. Maria bezoekt haar nicht
Elisabeth. In het "heden" waar Maria en Elisabeth elkaar ontmoeten
komen twee werelden, oud en nieuw, bij elkaar. Wat nog onzichtbaar
is, zal verteld worden als evangelie volgens Lucas. Jezus
komt uit Galilea, naar de Jordaan, naar Johannes, om zich daar hem te
laten dopen. De hemel gaat open en Genesis 1 begint opnieuw. Wil je weten
hoezo? Je kunt deze link volgen. Galilea is een wijkplaats voor vluchtelingen uit Jerusalem, Judea. Het is heimwee-land. Mensen uit Galilea weten van Jerusalem, het huis van de vader. De upperten van Jerusalem diskwalificeert de Galileeërs worden zij gediskwalificeerd als am ha-arets, volk van het land, boerenpummels. Maar het zou kunnen zijn dat deze mensen meer met Jerusalem verbonden zijn dat degenen voor wie Jerusalem vanzelfsprekend is. Jezus
gaat met zijn leerlingen naar Jerusalem om daar Pasen
te vieren. Pasen is het feest: slaven worden bevrijd, duister wordt licht,
de doden leven. Het geheim van die bevrijding is de God die in Exodus
3,14 vanuit de struik die "het leed dat wereld heet" vertolkt.
Die struik brandt maar verbrandt niet. God souffleert op verzoek van Mozes
zijn Naam ("Uw naam worde geheiligd"). Hij zegt: ehjeh asjer
ejeh. "Ik zal zijn als ik zal zijn". Wij zouden misschien
mogen weergeven als: "Ik ben er ook nog. Begin maar aan dat werk
dat onbegonnen is. Waar geen begin aan is. Ik ben er ook nog en dat zul
je merken. Het verhaal begint pas. Als een lopend vuur gaat dit verhaal
met de Joodse nederzettingen rond de Middellandse Zee, "de wereld"
rond. b. Rome Auteurs uit eind 2e en derde eeuw vermelden dat Petrus naar Rome is gekomen. In 64 zou hij door Nero gekruisigd zijn en vlak bij zijn executieplaats begraven. Paulus is zeker naar Rome gekomen. In een proces tegen hem in Caesarea (Handelingen 25) beroept hij zich als Romeins staatburger op de keizer. Hij zal in Rome berecht worden. Twee jaar leeft hij relatief vrij in Rome. Iedereen mag hem bezoeken. In 64-67 wordt hij onthoofd. Hij wordt begraven in een graf dat men in Sint Paulus buiten de Muren vermoedt. Het
verhaal over Petrus en Paulus, en over de eerste Christenen in Rome is
vaak verteld, genuanceerd, aangevuld, en natuurijk vaak verbeeld (tot
en met films) en dus ook gekleurd. Gegevens over die eerste christenen
in Rome uit die eerste tijden ontbreken. Wat wij weten gaat terug naar
documenten uit eind tweede eeuw. Natuurlijk is het waar dat er vervolgingen
zijn geweest. Nero (54-68) geeft de christenen de schuld van de brand
in Rome die vermoedelijk door hem is gesticht om de ruimte te krijgen
voor een mooi nieuw Rome. Keizer Domitianus (81-96) al was dat misschien
meer incidenteel. KeizerDecius (249-251) verdigt het edict uit, dat iedereen
moet offeren voor de keizer. Christenen weigen dat. Kerken worden verwoest,
heilige boeken verbrand, mensen gemarteld en gedood. In de oude kerken
was er een ereplaats voor de martelaren die het overleefd hadden. (Martelaar
is afgeleid van martyreoo, getuigen.) Maar wellicht mag je ook
zeggen dat de geschiedenis van de christenen een onopvallende geschiedenis
is. Rome is gewend aan een veelheid van volkeren en mensen die overal
vandaan komen. Maar het begin is grootdeels verborgen in het duister. Documenten of inscripties ontbreken. De verhalen en de beelden die we kennen, komen uit films als Ben Hur of Quo Vadis en hun voorgangers. Wat zij vertellen over vervolgingen kent zeker momenten van waarheid. Er zijn er velen vermoord om hun geloof. Maar er zijn er ook velen die in relatieve vrede hebben kunnen leven, met hun geloof en hun mensen om zich heen. Catacomben, ondergrondse begraafplaatsen. Ze bestaan op veel plaatsen, ook buiten Rome. De Romeinen verbrandden hundoden. De as kwam vaak in de catacomben. De christenen begroeven hun doden in doek gewikkeld. Het graf was een ligplaats, afgesloten met een plaat marmer. Een begraafplaats was door de wet beschermd gebied, daarom veilig. De oude in die eerste twee eeuwen kleine christengemeenschappen komen er samen. De graven kennen een verschil tussen de doden. Allen zijn bewonderdswaardig gelijk. Een soort ideale samen-"leving" zonder de compromiterende feiten uit de dagelijkse gang van zaken. Het geeft ook te kennen, dat God meer macht wordt toegekend dan aan de dagelijkse gang van zaken of zij die de "dienst" uitmaken. De graven van de martelaren hadden zo, onverwacht, een troostend vermogen. Aan dat schemerduister van de voorgeschiedenis komt een einde wanneer keizer Constantijn het van Maxentius wint. De God van de christenen is sterk gebleken. De Sint Jan van Lateranen is daarvan het eerste bewijs, een geschenk van de keizer aan de kerk. De Sint Jan van Lateranen is "de moeder van alle kerken". De tekst vind je bij de ingang. Sacros(anta)
Lateran(ensis) eccles(ia), Hoe gaat het vanaf begin vierde eeuw? De
man Ook
staat vast dat Constantijn (samen met zijn dan nog medestander Licinius)
in 313 een brief uit laat gaan naar de stadhouders van het Oost-rijk waarin
een officieel einde wordt gemaakt aan de christenvervolgingen. Bezettingen,
grond en gebouwen moeten toegegeven worden. Constantijns sympatie voor
het christendom was geen berekende politiek. Hij kan niet het idee gehad
hebben dat het verbreide christendom in het ) Oosten of het langzaam groeiende
christendom in het Westen de godsdienst van de meerderheid gaat worden.
Zijn sympatie voor het christendom betekent eigenlijk het voorbijgaan
aan de opvattingen van de oude Romeinen.
Zijn
bestuur De
bisschoppen en de clerus krijgen van Constantijn dezelfde voorrechten
(vrijstelling van publieke diensten en ook van bepaalde, niet alle
vormen van belasting) als de anderen die zich inzetten voor culturele
en religieuze doeleinden. Bij die anderen hoorden de priesters van de
Romeinse goden, leraren, artsen, leiders van de joodse gemeenschap. Een klein gedeelte van de catacomben zijn de catacomben waarover wij gehoord hebben, plaatsen waar onderdrukte en gemartelde mensen van een kerk die vervolgd wordt hun rustplaats vinden. Het grootste deel van de catacomben gaat terug tot de tijd na de bekering van Constantijn. Daar zie je een weergave van de bonte samenleving in al zijn lagen waar de christenen van de vierde eeuw ook deel van uitmaken. Sarcofagen zijn alleen maar voor de echt rijken. Tien tot vijftien solidi, een derde of een kwart van het jaarloon van een latijnse leraar. Die werden gekocht door wat wij ondernemers zouden noemen, werkgevers die voortkomen uit de handwerklieden en vaklui die werken metmarmar, glas, hout, metalen, of advocaten, kooplui en hogere ambtenaren. Op de platen van de graf-nissen in de catacomben lees wie er bij elkaar wonen in de stad: kunstenaars, ambachtslieden, kooplui, lagere ambtenaren, zijde-weefsters, spiegel-makers, paardenhandelaren, theatermensen. Uit die bonte wereld tussen de superrijken en de straatarmen, uit de grote groep die zichzelf niet rijk vindt, komen de christenen met hun bisschoppen en dienaren van de zich langzaam maar zeker organiserende kerk. Wat die mensen aan de kerk geven, geven zij aan God. "Uit wat we van U ontvangen hebben geven wij U." Zo geven Joodse mensen, zo doe de Christenen dat ook. Je kunt dat ook zien en kerken en synagogen. En de kerk voelde zich uiteraard verplicht, op te komen voor de armen. Denk aan de woorden van Jezus tegen de "rijke jongeling": "Als je volmaakt wil zijn, ga dan heen, verkoop wat je bezit en geef het aan de armen. Kom dan en volg mij." (Mattheus 19,21)
Gegeven de naderende datum van de reis vermoed ik, dat er verder geen nieuwe informatie geschreven gaat worden. Wellicht publiceer ik wel de teksten over de plaatsen die we gaan bezoeken en waar ik eerder over schreef. Jan
Engelen
Internet Santa Maria Maggiore, Santa Maria in Trastevere, San Prassede e.a. in Rome eerste St.Pieterbasiliek - oude tekeningen en reconstructies Kijk ook eens naar wat Wikepedia geeft bij woorden en namen als Colosseum, Catacomben, Solidus, Capitool, Sint Pieter, Constantijn, Sint Jan van Lateranen, enz. enz. Er is zo veel. Maar: niet te lang. Neem de nieuwe informatie steeds in kleine "pakketjes" van bijvoorbeeld een half uur. Eventueel print je wat. Dan kun je strepen zetten. En lees nog eens wat je gelezen hebt. Herhaling is leerzaam. Eventueel schrijf je eens een paar woorden op. Dan begin je met het verzamelen van je eigen ervaringen met "het oude Rome", "het oude Christendom", en "Katholiek zijn", dat wil zeggen in "een lange geschiedenis van Europa" leven. Het isdaar niet alles "goud wat er blinkt", maar het is ook niet allemaal tevergeefs geweest. Er gloeien kolen in de as! Jan Engelen
|
|