|
Nog toe te spitsen tekst (210401) Het onderwerp van de verhalen over Jezus Een overzicht & inleiding
Hoofdstuk 1: Een geschiedenisEen voorstelling die naïef, al te naïef kan zijn. Over Joden en Christenen, over waarheid, macht & misbruik. Een beginVoor de meeste
mensen in het Westen rond het einde van het tweede millennium, is spreken
en denken over Jezus wellicht argeloos. De indruk die men vanuit zijn
kindertijd over Hem heeft is vaak kinderlijk onschuldig. De verhalen vertellen
over een Jezus die in de regel een aardig man is. Misschien is hij ietwat
onpraktisch, niet helemaal van deze wereld, maar zou dat moeten? Hij lijkt
niet uit op eigenbelang. In een tijd van graaien - verantwoorde economie,
de bomen groeien immers niet de hemel in - en voor kinderen is zo’n
bijzonder mens een verademing: iemand die oog voor mensen heeft en die
nog dromen durft dat het beter wordt. Misschien zelfs iemand op wie je
zou willen lijken. Christenen en JodenBij nader
toezien is Christen-zijn ook: stappen of leven in een merkwaardige geschiedenis.
Immers: niet alleen christenen hebben over Jezus gehoord. Ook Joodse mensen
is dat in de loop der eeuwen niet ontgaan. Dat kan ook niet. Uiteindelijk
zijn deze verhalen begonnen in de Joodse gemeenschap. Een naam is niets meer en minder dan een naam, een aanduiding. Die aanduiding is nooit neutraal of waardevrij. Een naam heeft betekenis, be-tekent de kwaliteit van een relatie. Joden, jehoediem, de mensen van Judea, het gebied van Jehoedah, is een naam om te noemen, een naam zoals er zo velen zijn. En zoals steeds, in de mond van tegenstanders wordt een naam een negatieve aanduiding, een diskwalificatie, ook al is het de aanduiding van een volk[9]. Soms ook worden de leiders van een volk in het leven van iedere dag met de naam aangeduid[10], of van degenen die zich zo presenteren of aldus beschreven[11] worden. Je moet dus altijd oppassen. Namen gebruik je gemakkelijk vaag of verkeerd. Joden spelen - zeker op het eerste gehoor[12] - in de verhalen over Jezus een vaak opmerkelijk negatieve rol. Op een of andere manier willen ze niet naar Hem willen horen lijkt het wel. Maar ook deze indruk hoeft niet met de feiten overeen te stemmen. Het kan ook de onhandige en ongelukkige weergave zijn van het verdriet over het klaarblijkelijke uiteen gaan van de Joodse en de Christelijke gemeenschappen in die eerste eeuwen, met alle onbegrip en onvermogen van dien. Velen in en rond de kerken van Europa menen eeuwen later eeuwenlang, Joodse mensen die afstandigheid, die eigen identiteit[13] kwalijk te moeten nemen. Afschuwelijke verhalen over de vervolging van Joodse mensen blijken inherent aan de geschiedenis van het christendom. In de tijden van die vervolgingen blijkt men te vergeten dat Jezus een Joodse man is, levend in een door en door Joodse wereld van Bijbelse beelden en Bijbelse taal. Sinds halverwege de XXe eeuw weten weer een paar mensen meer dan enkele, dat hij eigenlijk helemaal niet Jezus heet. Die naam heeft hij in de grieks sprekende wereld gekregen. De Romeinen hebben dat op hun wijze verbasterd. J'hosjoea, Jozua: de Heer, dat betekent bevrijding. Een rijke naam, een volledig programma. Heel die wereld betekent een onvoorstelbare (niet weer te geven en nooit in te pakken of te beheersen) reserve aan betekenis, vermoeden en verwachting, vertolking en begrip. Dat alles is achtergrond en toneel voor die paar nog vertrouwde verhalen uit wat de evangelisten en de geloofsgemeenschappen rondom hen ons te vertellen hebben. Christenen en ChristenenOok Christenen
horen in de loop van de geschiedenis niet alleen over Jezus.
Vaak nemen Christenen het andere Christenen kwalijk, dat zij anders
zijn. Sociale of politieke tegenstellingen worden onder de noemer van
‘het ware geloof’ uitgevochten, Met het groeien van nabijheid gaat men
ook het verschil voelen. Zie de geschiedenis van Europa: het blijkt de
natuurlijkste zaak van de wereld zoals groepen christenen menen te kunnen
of te moeten omgaan met andere groepen christenen. Kerk en Staat geven
niet alleen leven aan de mensen in de zin van ‘mogelijk maken’ - ze
nemen het ook, op vaak wrede wijze. Een constante factorHet Christendom gaat bijna 2000 jaar geleden uit: rond de Middellandse Zee, naar en over Europa en van daaruit over heel de wereld[16]. In al die grotere en kleinere samenlevingsverbanden is langzaam maar zeker hetzelfde lied gezongen, een zekere eenheid gegroeid, opgelegd, ontstaan. In de loop van de geschiedenis wordt voortdurend gediscussieerd over de draagwijdte en betekenis van het geloven en over de betekenis van de waarheid van het geloof, ook voor het doen en laten van mensen. Kennelijke eenzijdigheden of wat als zodanig geïnterpreteerd wordt, wijst men af. Zo groeit er dogmatiek en moraal, kerkelijke leer. In de ontwikkeling door al die generaties heen blijft een factor constant[17]: het Christelijke geloofsdenken met al zijn varianten ontwikkelt zich zonder een gesprek op niveau met Joodse leraren[18]. Hier en daar zijn er wel gesprekken, zelfs zoiets als goede verhoudingen, maar dat wordt nooit een algemene houding, blijft een uitzondering. Structurele goede relaties met Joodse mensen lijken als het ware onmogelijk, niet nodig, zelfs onzinnig en gevaarlijk. De steen die de bouwlieden verworpen hebben, is hoeksteen geworden[19]. Wat Christenen onder leiding van de diverse gedaanten van hun gezag vrij vanzelfsprekend begrijpen, begrijpen Joden duidelijk niet. Blijkbaar is daar sprake van een domheid en een negativiteit waarmee je als fatsoenlijk Christen niets te maken wilde hebben. Wat zou je van Joden kunnen leren? Niet dat deze agressiviteit het algemene beeld voortdurend bepaalt. De soep wordt meestal niet zo heet gegeten. Toch: een incident hoeft niet vaak te gebeuren om desastreus te zijn. Wat diep in de herinnering[20] ligt kan soms, plotseling, naar aanleiding van ‘zo maar iets’, ‘van niks eigenlijk’, volop levend zijn met alle catastrofen van dien. Oude vooroordelen sluimeren steeds[21] totdat zij wakker worden. Daarom is het noodzakelijk dat er betere informatie[22] gegeven wordt. Hetzelfde andersHet Joodse milieu is voor veel mensen een gesloten wereld. Er wonen immers niet meer zoveel Joodse mensen in Nederland. Velen zijn geassimileerd; hun Jood-zijn heeft zo te zien geen religieuze betekenis meer. Een kleine groep is religieus. Ze zijn dan liberaal of orthodox. Bij Joodse mensen is ‘alles’ anders[23] - kleding en voedsel, tot en met de berekening van tijden en feesten! Andere tijden, andere gewoonten, andere vanzelfsprekende woorden. Voor Christenen die gemakkelijk hun geloof kunnen verwoorden liggen de zaken traditioneel vrij simpel: Abraham is onze vader, de vader van de gelovigen. Jozef die als een slaaf naar Egypte wordt verkocht door zijn broers, is onze Jozef. Dat wij (Christenen en Joden) dan impliciet broers zouden zijn[24] ..., daar rekenen wij niet op. Het Oude Testament is voor veel Christenen - als die er behalve bij de Psalmen en de teksten over de komende of lijdende verlosser tenminste iets bij voelen - een soort sommenboek. Het ‘Oude Testament’ kondigt de komst van de verlosser aan[25]. Welnu, de verlosser is inmiddels gekomen. Met die uitkomst is de som overbodig geworden. Wat is die verlossing dan? ... ‘Jij stelt rare vragen’. Waarheid of een taalChristenen rond het midden van deze eeuw[26] leven met Jezus of met de verhalen of (beelden van, gevoelens over) Hem[27] zelf. Voor Katholieken zijn de bijbel-verhalen in de regel een inkleding of aanduiding van echt menselijke grondwaarden. Bijbel-verhalen gaan over zaken als:'Vergeet de mensen met wie je leeft niet, ga een beetje goed met elkaar om, trek wat meer tijd uit voor God in je leven'. Protestanten lijken anders met die verhalen om te gaan. Zij zijn voortdurend bezig met wat er staat en wat dat eigenlijk betekent. Katholieken rond het midden van de XX-ste eeuw begrijpen Protestanten niet. Hoe kun je je los maken van de moederkerk? Hoe kun je, alsof dat mogelijk is, voor jezelf beginnen? Heb je niets anders te doen dan alsmaar druk in de weer te zijn met je eigen opvattingen over wat de Bijbel eigenlijk bedoelt. Protestanten zijn opmerkelijk ‘bijbel-vast’. Ze beroepen zich voortdurend op typische teksten uit de Schrift. Voor Katholieken hoeft het niet zo moeilijk. De Bijbel geeft de bijbelse geschiedenis[28], een soort bijkomende, algemeen-christelijke[29] ontwikkeling, goed voor schoolmeesters en kruiswoordpuzzelaars. Dan weet je een beetje hoe een en ander in elkaar zit. Dat de Westerse (Latijnse, Romeinse en in het spoor daarvan Reformatorische) en de Oosterse (Koptische, Armeense, Syrische, maar bij ons meer bekende Grieks en Russisch Orthodoxe) liturgie een en al bijbel is, beseffen katholieken van rond het midden van de XXste eeuw niet of nauwelijks. Desgevraagd zouden wij gezegd hebben dat dit voor ons gevoel min of meer toevallig was. Intussen moge duidelijk geworden zijn dat Christen-zijn te maken heeft met het Boek van Alle Verhalen. Dit Boek reikt de taal en de beelden aan waar de mens die voor God in alle stilte[30] staat zich op beroepen mag - die haar of hem gegeven wordt door alle kerkelijke, menselijke vaak al te menselijke formaliteiten heen. Hoofdstuk 2: Wie is die Jezus over wie het steeds weer gaat?Een vraag en de voor de hand liggende antwoorden. Maar wat wil dat zeggen? Wie is Jezus? lijkt voor christenen een voor de hand liggende vraag. Een voor de hand liggend antwoord blijkt: 'De zoon van God'. Vraag je wat dat betekent, dan zal men je verbaasd aankijken. Dat weet toch iedereen! Ben je 'van je geloof gevallen?', of ben je ook zo'n modern mens die of dat zichzelf te slim vindt om te geloven? Blijkt je vraag serieus en welgemeend, niet kwaadaardig of gemeen, dan zal men je opnieuw verbaasd aankijken, stil worden, en merken ... dat men het eigenlijk zelf niet weet.
Goed, proberen we het opnieuw. Wie is Jezus? Misschien weet iemand nog
een ander antwoord. Misschien zegt men wel: 'De verlosser'. Maar ook van
dat woord zal men niet zo gemakkelijk een verantwoording[31]
kunnen geven. Een bijzonder mensJe zegt:’Jezus
is een bijzonder mens’. Wat zegt deze uitspraak? Wat zijn mensen? Wat
zijn bijzondere mensen? Zijn bijzondere mensen opmerkelijke feiten. Is
het bijzondere gebaseerd op de eigen waarneming? Zijn bijzondere
mensen zo zeldzaam dat deze de absolute uitzondering is? Aldus wordt een
vraag aangereikt. Tegelijk is er de vraag om een toelichting. Een Naam en de VerhalenHoe men het ook wendt of keert, uiteindelijk kan men die Jezus over wie het steeds gaat alleen in verhalen tegenkomen. Jezus is een verhaal, een serie verhalen, meerdere bundels verhalen. Daarbij dient men te bedenken dat ‘de Naam en de verhalen’ minstens twee verschillende opties bij elkaar houden. De meest gangbare, bekende is: ‘In verhalen wordt over Hem verteld’. De betekenis daarvan is: al die verhalen proberen Hem uit te leggen. In de volgende paragraaf zal die draad opgenomen worden. In die verhalen over Jezus komen echter ook - en dit is het eerste, het meest elementaire en primaire - de verhalen van Jezus naar voren. Daar, in die verhalen van Hem, blijkt dat Hij, Zijn Naam, Jezus, garant staat voor een reeks verhalen waarin Hij zich uitspreekt, waaruit Zijn betrokkenheid en inzet, toeleg, blijkt. Bijvoorbeeld: Zijn betrokkenheid op de manier waarop G-d koning[40] is, op Jerusalem de stad van de grote koning...[41], op de Tempel waar Hij dagelijks is om er te leren[42], op de vergeving[43] die de broederschap[44] draagt en schraagt. En je mag het niet uitsluiten. Wat mag je niet uitsluiten? Het zou kunnen zijn, dat onze context, onze wereld met haar beelden en haar taal, niet de eerste of beste bedding is voor de verhalen van Jezus. Wellicht dienen we, willen we verstaan waar Hij naar taalt, enige vertrouwdheid te hebben met de taal uit Zijn wereld en tijd. De naam Jezus is een handreiking. Hij vertolkt de traditie, - opent, verwoordt en verantwoordt haar als een uitzonderlijk[45] leraar, opent de wereld van verhalen waar Hij als kind[46] van Zijn tijd en wereld van leeft. Heel de luister van dit aloude verhaal is aan de orde wanneer de verhalen over hem daar zo goed als nieuw over vertellen. M'ssiach, Mesias, Christus: Gezalfde, d.w.z koningDe verhalen
van het apostolisch[47] getuigenis proberen Jezus een naam, een predicaat[48]
te geven en uit te leggen wat de betekenis of functie van dat predicaat
is. Al die namen/ predicaten[49] worden samengevat in dat ene woord, vaak als
het ware toegevoegd aan zijn naam: Christus. Voor velen is die toevoeging
een onderdeel van zijn naam geworden, vanzelfsprekend: Jezus Christus.
De naam Christus is evenwel geen zogenoemde soort- of eigennaam, geen
familienaam. Wat dan wel? Hoofdstuk 3: De M’ssiachVan M’sjiach naar Christus, de geschiedenis en werking van een naam en de wereld die daarachter schuilt, enkel en in verhalen thuis. Een verhaal voor als je niks[51] meer hebt. Een vermoeden, een milieuJezus is de Chrèstos. In het grieks van de LXX is Chrestos de weergave van M’sjiach. De uitdrukking ‘mijn M’sjiach kom je voor het eerst tegen in Jes 45,1. De grieken hadden moeite met de einduitgang ach Zo ontstaat de verbastering Messias[52], gezalfde. De naam M'sjiach is in die dagen en in die omgeving de vertolking van een vermoeden[53], een verwachting[54]. Die dagen, dat wil zeggen ongeveer 2000 jaar geleden; die omgeving is een Joodse omgeving. De bezettingIn die dagen is het land bezet door de Romeinen. Rome is bezig de wereld haar dictaat[55] als beschaving op te leggen. Aldus brengt Rome[56] vele volkeren en culturen op een of andere wijze bijeen. Uit de relaties tussen volkeren en groepen in onze dagen kunnen lezers van vandaag weten hoe belangrijk tijdens wat als bezetting beleefd wordt, de levensvisie, de eigen overtuiging of cultuur (identiteit)[57] is. In de Joodse omgeving van de Jood Jezus is het eigene op een vergelijkbare wijze belangrijk. Een identiteit van verhalenIsraël stelt als politieke macht niet veel voor. Het is, mondiaal gezien een handje vol mensen. Rond 1000 jaar voor het begin van de christelijke jaartelling is Israël gedurende een korte tijd een koninkrijk. De koningen zijn Saul, David, en Salomo[58]. Daarna is het afgelopen. De nu nog volgende koningen in Noord en Zuid[59] (Samaria en Jerusalem) zijn over het algemeen gedoog-koningen. Zij zijn even lang en evenzeer de baas als de grootmachten het toestaan en zij schatting betalen. De oostkant van de Middellandse Zee kent als heel de 'beschavings'- geschiedenis, een lange traditie van slavernij en bevrijding, ballingschap en verlossing. De archeologie maakt ons wat dat betreft steeds meer tot getuigen. De Joodse cultuur is niet zozeer een beschaving van gebouwen en beelden. Zij bestaat in feite vooral uit verhalen[60] en wat daar in de loop der eeuwen over gezegd is. De leraren - de leiders van het volk - houden zich in de loop van al die eeuwen bezig met de vraag, hoe kunnen die verhalen het leven van elke dag kunnen inkleuren, vorm-geven. Verhalen vertolken het agglomeraat dat wij menen aan te kunnen duiden met een woord als 'identiteit'. Verhalen vertellen zolang er vertellers of lezers zijn, mensen die herkennen of beginnen te vermoeden. Bij verhalen moet je niet op de eerste plaats denken aan wat opgeschreven is. De verhalen zijn wat verteld wordt[61]. Het geschrevene is oorspronkelijk slechts een geheugensteun, een hulpmiddel voor de verteller. Met het verloop van de tijd groeit de wereld van verhalen. Het gecompliceerde van een alsmaar groter wordende wereld blijkt. De (opgeschreven) verhalen vertalen dat het geheugen verder gaat dan het zich heugen kan[62]. Verhalen houden het verleden zo levend als het heden, de verwachting hoog. Het - wat wij zouden noemen - historisch bewustzijn is groot in Israël. Men kent veel verhalen en er is veel te vertellen. Er hoeft maar iemand een vraag te stellen.. Leiders van het Joodse volk zijn nooit vooral politici of generaals. Die proberen wie de trom mag roeren of trachten datzelfde roer om te laten gaan. Regelmatig smeden enkelingen of groepjes samen, met of tegen elkaar. Zij sluiten zich aaneen of proberen verdragen met andere volkeren tegen weer andere. Het bloed kruipt[63] waar het niet gaan kan. Lijkt ieder spoortje redding - al is het maar voorlopig - niet bruikbaar? Het gaat een tijdje goed, dan komt de rekening. Pijn, bloed en tranen blijken het gevolg. Koningen en generaals dragen de bijbelse geschiedenis[64] in ieder geval niet verder. Beter te schuilen bij God dan te vertrouwen op mensen (Ps 118,89) klinkt mens-onvriendelijk. Voor wie de tekst leest gaat hetgeen geschreven is verder open. Het verhaal wordt duidelijk: Beter te schuilen bij God dan te vertrouwen op macht, op prinsen en edelen. In verhalen thuisOp alle denkbare
manieren is God is anders, is beter een soort levens- en overlevingslied
geworden. Staatsmanschap, politiek, lieden die een betere wereld uit de
grond - vol ruines - proberen te stampen, vinden in de loop van de geschiedenis
van de bijbelse litteratuur weliswaar steeds bijval en steun, maar ze
worden ook vanuit de tweede natuur, de van de verhalen,
sceptisch bekeken. Hoofdstuk 4: Bij de JordaanHet keerpunt, de aangever, een handjevol woorden & een hemelse variant die er toe doet. OpnieuwVoor de reflectie is het begin altijd dat wat eerder was. Voor het begin van wat begonnen is komen we altijd te laat. Hoogstens kunnen we het begin opnieuw spelen. Bijbels gesproken kunnen dan alleen verhalen naar voren komen: verhalen die min of meer gekend zijn, over de slavernij en de bevrijding, over de ballingschap, de droefheid en de verwachting, over Jeremia en zijn wanhoop, over Jezus op weg naar Jerusalem, en figuren als Mozes, de Profeten, de instemmende stemmen van de Geschriften of de gelijkenissen en de wonderlijke verhalen tijdens het volgen. Alles wat zij te vertellen hebben noemen we het Boek, meer precies de TeNaCh[67] en in navolging daarvan het Getuigenis opnieuw[68]. As en het compendium van dit geheel is de Tora . Wanneer het volk bij de Jordaan aangekomen is begint in de Traditie van de TeNaCh, de Tora, opnieuw. Waar ligt de Jordaan en wat begint daar? De Jordaan en JohannesDe Jordaan is de rivier tussen de Tora en de Profeten in. De belofte, in het verhaal vlak voor de Jordaan tegenover Jericho, het veelbelovende land, zal nu open gaan in de vervulling. De woorden van al zo hoge van alzo ver zullen open gaan in ruimte om te leven. Bij de Jordaan begint Genesis opnieuw. Bij de Jordaan begint in het boek Jozua[69] ook de litteratuur van de Profeten. Bij de Jordaan beginnen ook de Geschriften. Zie aan Psalm 1. Tenslotte begint bij de Jordaan ook het Getuigenis Opnieuw (‘Nieuwe Testament’). Binnen de litteratuur van het Nieuwe Testament markeert en personifieert de overgang tussen Tora en Profeten door Johannes. Drie van de vier[70] evangeliën noemen hem de Doper. JohannesJohannes doopt bij de Jordaan[71]. Hij staat op een unieke manier midden[72] in en te midden van oude verhalen. Hij staat er niet zomaar. Hij staat te preken. Over ommekeer. Wie hem hoort blijkt van hem te moeten horen dat er een andere keer[73], een andere oriëntatie bestaat en mogelijk is. Een andere wending dient gekozen te worden, moet of mag worden. Want! Wie Johannes hoort mag proberen zijn leven te veranderen, want er is iets anders. Koningschap hoeft niet op de wijze van de over de ruggen van anderen heen[74]. Het kan ook op de wijze die blijkbaar alleen in Gods naam mogelijk is. Hoe mag dat zijn? Het koning-zijn van GodNauwelijks is bij Markus het spreken begonnen of er is sprake van het opnieuw instellen van richting. De oriëntatie kan beter. Het motief daarbij is het 'koninkrijk der hemelen'. Hemelen is in de tekst een synoniem voor G-d, uit eerbied voor de Naam. G-d is immers niet 'voor de hand liggend', ligt niet voor het grijpen, is onttrokken aan onze greep. Het koninkrijk der hemelen gaat over het koninkrijk Gods. Bij 'koninkrijk' gaat het niet over een grondgebied dat bij een koning hoort. Aan de orde is het koning-zijn van God, de manier waarop hij koning is, wil zijn, als koning herkenbaar is: niet op de manier van de Pharao, niet over de kromgebogen ruggen van slaven heen, maar als koning van de vrijheid en de bevrijding. God is de Heer (Je) die bevrijdt (Hosjoea). Zo wil de naam Jehosjoea, in het grieks ihsouV (jèsoes) verstaan worden. God is koning. Het koning-zijn van God is geen natuurlijk proces, geen automatisme of ipso facto. Dragers worden gevraagd om zich te laten breidelen, te beperken en in te tomen door het juk van dit koningschap te dragen, het juk van de geboden, van wat Hij geboden heeft. Is er een die het juk van het koningschap draagt[75]? Jerusalem[76] zal het weten. Niemand, Jood noch Heiden, zal daar kunnen zeggen: Wij wisten het niet. Jerusalem zal Hem zien komen, zachtmoedig[77] de stad intrekken in uiterste[78] solidariteit, gezeten op een ezel, het jong van wie het juk draagt (Mt 21,5 vgl 11,29). Hosjeanna zal men roepen: kom nou toch met je hosjoea, met je (God is) bevrijding! Als EliaNa de korte uitroep[79] over ommekeer blijkt er oog voor Johannes. Zijn kleding[80] blijkt een open boek. Kleed en gordel identificeren (1 Kron 1,8) Elia[81]. De naam Elia is een Fundgrube. Elia is de Vader van de profeten, ofwel: de samenvatting van de profeten. Zijn leven is: Mozes uitleggen, een weg maken. Welke weg? De synoptici zeggen de heer-lijke weg. Volgens psalm 1 is dat de weg van de rechtvaardige[82]. De rechtvaardige, de wegDe rechtvaardige bewaart[83] de Tora. Je bewaart de Tora niet in een kast, maar door haar te doen. In je gedrag maak je al dan niet zichtbaar hoe dat gaat: leven aan de hand van de Tora. Hoe gaat dat dan? Mal 4,6 reikt de procedure aan. De weg van de ommekeer begint bij de vaderen. Waar leidt die weg naar toe? De goede richting op. Wat is de ‘goede richting’? Waar moet een mens die ‘wat wil’ het volgens deze verhalen zoeken? waar willen deze verhalen ‘het’ van hebben? De oriëntatieBijbels gesproken willen de verhalen maar één kant op, een richting uit, namelijk naar het veel-belovende land, meer precies naar Jerusalem. Wie Mattheüs 3 of Markus 1 leest kan nu ook begrijpen, dat Jerusalem als eerste bij de Jordaan is om zich opnieuw op Jerusalem te laten oriënteren, zich opnieuw af te laten stemmen - stem van een die roept[84]. Jerusalem moet en wil als eerste van een beter, van het echte Jerusalem weten. Wanneer de naam Johannes in het evangelie van Johannes nog niet gevallen is, komen priesters en schriftgeleerden[85] uit Jerusalem naar Johannes met de vraag: Wie ben je? Waar zijn ze in Jerusalem bij Johannes mee bezig? Wat willen ze? Waarom meteen vragen naar de identiteit? Wat spant in Jerusalem de verwachting[86] hoog? Het eerste wat Johannes inbrengt is ‘de Messias’. Hij zegt:’Ik ben de Messias niet’. Daar mee is onkennenderwijs[87] aangegeven waar het volgens Johannes[88] over zal gaan. Zo ‘ik ben het niet’ zeggen, noemt Johannes een belijdenis (Jo 1, 20: en hij belijdt en hij ontkent niet en hij belijdt). AllesAldus blijkt bij eerste oriëntatie al direct, wat de hoofdzaken zijn. Genoemd is de Tora gedragen door een of twee namen: Mozes en de Profeten. Genoemd zijn ook de Weg, het Land, Jerusalem. Genoemd is ook wat niet meer zal zijn, wat definitief verleden tijd is geworden, de slavernij en de ontkenning van mensen. Genoemd is ook het definitieve alternatief: bevrijding en vrijheid. De God van deze verhalen presenteert zich als werkelijk bestaande alternatief, als broederschap die bestaat in het verbond. De weg daarheen, de weg van de Heer (uit het duister naar het licht) daar naar toe leidt door de woestijn.[89] Hoofdstuk 5: Jezus van Galilea - 1Uit Galilea naar de Jordaan, mijn kind Uit Galilea naar de JordaanJezus komt uit Galilea[90] naar de Jordaan, naar Johannes, om zich te laten dopen. Deze zin overstijgt de mededeling boven ieder denkbaar niveau. Het gaat hier niet meer over een mededeling. De Jordaan is immers niet op de eerste plaats een geografische aanduiding. Voor alles is het een herinnering. De Jordaan is de plaats waar de woestijn van veertig jaren over gaat in de droom van het veelbelovende land. Zal het dan toch waar zijn! Aan het einde van de Tora begint de Tora opnieuw. Om te beginnen, bij wijze van begin, aan het hoofd. Na die eerste zin is de kop eraf, het verhaal begonnen. Hemel en aardeOm te beginnen: dank zij wat de tekst scheppen[91] noemt horen hemel en aarde bij elkaar. Ze zijn een paar apart, aan elkaar gewaagd dank zij de woorden die hen van aanvang af aan bijeenhouden. Dat er daarna een kink in de kabel komt, zelfs het vermoeden duidelijk wordt van een voorlopig nog niet te peilen catastrofe, moge duidelijk zijn. De aarde nu ... De aarde alleen is woest en leeg[92]. We alle eenheid, alle droom en vermoeden van vrede. Maar die treurnis blijkt prematuur te zijn. Nog is het verhaal niet uit. Het begint nog maar pas. En de geest van God zweeft boven de wateren. Nog is het niet voorbij. Er komt nog meer. Zo mag het licht figureren als eerste gestalte van hoe het toch verder gaat. De JordaanDe Jordaan is de markering aan het einde van de Tora. Men zal terug moeten naar het begin. Zo, op weg naar het begin, komt Jezus uit Galilea naar de Jordaan. Geen mededeling. Het gaat er niet over dat hij komt. Zijn komen is al ingekleurd, nader bestemd. Johannes heeft immers reeds geklonken. Zijn dopen staat onder de macht van de woorden Keert om want nabijgekomen is Gods koningschap. Zo komt Jezus uit Galilea om zich te laten dopen[93]. Alles wordt bij wijze van spreken op losse of vaste schroeven gezet. Wat wil dit verhaal aanreiken, klinken laten? Hoe maakt dit verhaal spreken over hemel en aarde weer opnieuw mogelijk? De hemel gaat open. Genesis 1 blijkt aangeboord. Opnieuw zal uitgekeken worden naar de mens. ‘Mijn zoon’ weerklinkt met alle tederheid die in het Nederlands in ‘mijn kind’ klinken kan. Alle tederheid, maar ook alle respect, alle opzien naar. ‘Mijn zoon’, - vertolkt dat niet ook de kwetsbaarheid van Abel, uitdrukkelijk het eerste kind van de rekening die broederschap heet? Mijn zoon, mijn kindHet kind is volgens Jozua 4,21 iemand die vragen zal: ‘Waarom liggen deze stenen daar?’- de stenen waaruit volgens Mattheüs 3,9 God (door middel van degene die antwoordt, zich verantwoordt) voor Abraham kinderen verwekt. Mijn kind is volgens Deut 6,21 het kind (de jongste) dat tijdens de paasviering de ouder het woord zal geven door te vragen: ‘Wat zijn dat voor gebruiken en verhalen?’ Mijn kind is tenslotte degene die met de vraag waarom is deze nacht anders dan de andere nachten de paasmaaltijd laat beginnen. Deze vraag maakt het verleden tot moment van het heden. Heinde en ver - Galilea van de volkeren (Mt 4,15) - kunnen zich nu verzamelen met het oog op de Jordaan en wat daar ter sprake wordt gebracht: het koning-schap, het koning-zijn van God. Hoofdstuk
6: Het koning-zijn van God
|