7 januari
2024 - De Heer laat zich zien. Driekoningen - Engelbewaarders - Badhoevedorp
Jesaja 60, 1-6; Matteüs 2, 1-12
Sta op, schijn, want gekomen is je licht. De zon is over je op aan het
gaan. Terwijl heel de wereld nog in duisternis verkeert en door het duister
wordt bedekt, licht het fel op over het bijbelse Jerusalem. Alle licht
moet op die stad vallen en iedereen mag het zien. Want de Ballingen in
Babylon krijgen de vrijheid zoals indertijd de slaven in Egypte een uittocht
kregen, een exodus. Alles wat God kan en vermag, vrijheid en bevrijding,
het zal zichtbaar worden in Jerusalem. En óp trekken de volkeren.
Alle volkeren worden "WIJ". Dank zei Onze Vader worden we broers
en zussen, zonen en dochters.
Wanneer Maria en Jozef naar Bethlehem gaan weten wij wel wat er aan de
hand is. Augustus moet zo nodig. De mensen wil hij geteld hebben dan kan
hij zijn mannetjes de belasting laten incasseren. En in Bethlehem verloren
is toen dat kind geboren. Bijna weggemoffeld in een stal, bij de beesten
thuis. En in een krib gelegd, in doeken gewikkeld. In doeken gewikkeld,
dat is ook wat ze straks met dat arme lichaam zullen doen, wanneer ze
Hem van het kruis afnemen. Dat arme lichaam. Dat lichaam dat we ook in
een dienst van Woord en Communie mogen delen met elkaar, willen delen.
Net zoals wij hebben Maria en Jozef ook naar de kribbe gekeken, naar hun
kind, in doeken gewikkeld. Toen zijn opeens herders binnengevallen, zwervers
die met een blaffende hond de wacht houden bij hun kudde. Mannen met hun
afwezige dromen - en plotseling is de hemel vol, engelen, vrede op aarde,
vrijheid en bevrijding enzovoorts, free at last. Hopeloos actuele woorden.
En zo is het meisje
Maria geworden. En zij bewaart al die woorden, zoals de kerk dat ook probeert.
Woorden bewaren. Want je gelooft het niet: maar van woorden moeten we
het hebben, woorden delen we als brood. Ze maken ons leven mogelijk. Maria
bewaart al die woorden.
Vandaag komt naast Lucas Matteüs met zijn verhaal. Matteüs begint
zijn evangelie zijn al die namen, al die verhalen. Abraham, Isaak, Jacob
en weet ik veel. Ook David en Salomo, tot aan Maria en Jozef toe. Het
kind van Kerstmis hoort bij al die Joodse namen,- al die verhalen, - niet
te tellen. Al die verwachting, al die onzekerheid die maar duurt en houdt
het dan nooit op,- en toch, gelukkig, eindelijk: licht in de duisternis.
Matteüs - dat hoorde U - noemt eerst Bethlehem en daarna pas Jerusalem.
Dat is een leesaanwijzing. Jerusalem mag en zal weten van haar afkomst,
bescheiden, klein, zo klein als Bethlehem, zo klein als jongetje David,
weggeplukt van achter de schapen om de mensen van zijn vader een kans
te geven, door koning voor hen te zijn, en het op te nemen voor hen. Zo
wordt Jezus in Bethlehem geboren - en meteen begint "de wereld van
ver buiten die verhalen" zich te roeren. Want wij zijn er ook nog.
Als dat licht in Bethlehem geboren wordt doen wij ook mee. Achter dat
licht gaan we aan, mee in die wolk van het stof dat de wijzen uit het
Oosten meebrengen als ze in Jerusalem aankomen. Op naar het licht, op
naar dat kind. Waar moeten we zijn? De city where it all happens zal wel
de stad van die grote koning zijn. Jerusalem. "Waar moeten we zijn?"
Maar Jerusalem geeft niet thuis. Met koning Herodes zijn ook de boeken
dichtgegaan, lijkt het wel. Maar toekijkend door de gordijnen van dit
tafereel, zien we hoe die onnozele Herodes ons vertelt waar we moeten
zijn en hoe je daar komt. Hij roept alle hogepriesters en schriftgeleerden
- donkere wolken trekken zich samen boven Jerusalem - en Herodes laat
onverstoord de hogepriesters en schriftgeleerden de boeken open maken
om te zien waar ze moeten zijn, waar WE moeten zijn.
Bethlehem. Daar begint
het verhaal van David, van Bethlehem tot Jerusalem, en het verhaal van
Jezus, van Bethlehem tot Jerusalem. Die wijzen komen met als vraag wat
straks boven het kruis zal staan: "Koning van de Joden". Als
ze dan van Jerusalem naar Bethlehem gaan komen ze langs het graf van Rachel
immenoe, Rachel onze moeder. Bedroefde Rachel staakt uw waren dicht Vondel.
Hij laat haar dwalen door berg en beemd en over de velden van Ephraïm,
Bethlehem. Ze zoekt haar kinderen en laat zich niet troosten want ze is
haar kinderen verloren en hoe kun je nog leven als je kinderen er niet
meer zijn. Maar vandaag gaan de wijzen ons voor naar Bethlehem. Drie koningen
zagen een sterre en wij gaan achter de muziek aan, met hen mee.
Wat hebben die wijzen gevonden? Welke droom openbaart zich voor hun ogen?
Wat is te gek om waar te wezen, daar, in die kribbe, in doeken gewikkeld?
Een kind kijkt je aan, kijkt ons aan, biedt zich aan - ook aan ons. De
Heer laat zich zien. Laat ons zingen en bidden. Delen we met elkaar wat
ons gegeven wordt.
|