03.03.2024 - 3e zondag van de Veertig Dagen in de Engelbewaarders in Badhoevedorp
Exodus 20, 1-17, Johannes 2, 13-25


Twee fantastische lezingen. Lezingen ook met een groots verleden. Zeker die eerste lezing. Exodus 20 kennen wij als "de tien geboden". Ik hoef U niet uit te leggen hoe we dat van kinds af aan begrepen hebben. In de 10 geboden werd ons de les gelezen. Op 10 manieren maakte deze woorden ons duidelijk en waar wij eigenlijk en feitelijk onder de maat bleven. Tien geboden, een zwaar juk om te dragen. De "10 Geboden" heet in de Joodse gemeenschap de "10 Woorden". De tekst hoort waarschijnlijk al zo'n 2,5 duizend jaar bij het Joodse ochtendgebed. Wanneer eind eerste eeuw de joodse gemeenschap merkt dat de intussen niet meer Joodse Christenen de 10 woorden als de 10 geboden lezen, de bijbelse samenvatting van wat mensen moeten doen en laten. Vanaf die tijd zeggen mensen deze tekst in stilte. Want het is verkeerd om mensen verkeerde dingen te leren. Want de mensen die slaven waren in Egypte krijgen deze tekst te horen als "een paspoort van de bevrijding". Tien keer "Mijn woord heb je". Tien keer: "Als je met deze God in zee gaat dan zal eens de tijd aanbreken dat je niet meer achter andere goden aanloopt, dan hoef je je zekerheid niet meer ergens anders vandaan te halen. Dan zul je niet meer moorden, roven, leven van de ontrouw." En als je daar oren naar hebt, dan is er natuurlijk niets op tegen om zo'n leven te gaan oefenen.

U hoort, de 10 woorden zijn niet uit op de kramp van moeten en zullen, maar zoeken de rust en de vreugde van de herkenning. Tien kansen voor een ander leven. Tien keer "wij samen", zo luidde indertijd een beleidsdocument van wijlen bisschop Zwartkruis. "De kerk, wij samen". Wij samen op de weg van vrijheid en verantwoordelijkheid, door God voor vol aangezien, vol kansen en mogelijkheden. De tien woorden als summum van Gods creativiteit. Wat mensen in zijn naam kunnen! De 10 woorden nodigen ons steeds weer uit om vrij te zijn voor God, om gehoor te geven aan zijn woorden over het goede dat ons tegemoet komt, desnoods - zoals we dat in onze dagen helaas zo vaak moeten voelen - ondanks alles zijn woord: "het goede". Uiteindelijk woorden als een kerk. Hier mag je je thuis voelen, ook op hogere leeftijd "kind aan huis". Je bent welkom.


Dan het evangelie, de tweede helft van hoofdstuk 2. Dus nog aan het begin. Het is Pasen en voor Jezus betekent dat volgens Johannes vanzelfsprekend: "Op naar Jerusalem!" Alsof die stad Hem eigen is, Hem trekt, Hem door en door vertrouwd. Maar in het verhaal speelt zich voor onze ogen een tumult af dat zichtbaar maakt wat er aan de hand is, wanneer "de tempel" het "huis van mijn vader" wordt. De tempel is dan geen winkel meer van vroomheid, voor pelgrims en voor handelaars, hoe goed bedoeld ook wanneer ze het goed bedoelen.

Ook voor de leerlingen gaat het evangelie nu definitief beginnen. In het geweld van deze - laten we zeggen "opstand" van Jezus gaan voor zijn leerlingen de boeken open. Waar zij het van zullen moeten hebben begint hier: Zij herinneren zich. Van nu af aan betekent het leven van Jezus voor hen, dat de boeken open gaan, steeds weer opnieuw open. In geuren en kleuren speelt zich voor onze ogen af waar de heilige boeken, maar ook waar het leven van Jezus naar toe wil, waar het om draait als we en dat we zeggen "Onze Vader".
De instantie pikken het niet: welk teken? Wat zullen wij gaan zien? Wat laat jij ons zien! Breek de tempel, breek Gods aanwezigheid af en binnen drie dagen zal ik hem opnieuw bouwen. Op de derde dag, de dag waarop bijbels gesproken alles definitief gaat worden. Binnen drie dagen. Maar zij - alsof ze het verhaal van Abraham en Isaak niet kennen dat we de vorige week gelezen hebben - zij menen dat weg te kunnen wuiven. 47 Jaar is aan deze tempel gebouwd. En ze denken dat dat ze het over de kalender of de horlogetijd hebben. Maar het precieze getal 47 brengt veertig jaar in herinnering, de tijd in de woestijn, maar ook het verhaal over de dagen van de werken van het begin, het scheppingsverhaal in zeven dagen, wanneer alles genoemd wordt, alles een plaats krijgt en plaats vindt. Daarmee liggen de boeken open. Wanneer Hij verrezen is uit de doden herinneren zijn leerlingen zich dat Hij dit gezegd heeft. Van nu af aan lopen de Schrift en de woorden die Jezus spreekt in de herinnering der leerlingen synchroon. Hij brengt ons bioj Zijn Vader thuis. Van Zondag tot zondag volgen wij die weg. Volgende week het visioen van de paasnacht, de mensenzoon verheven.

Er is nog veel te vertellen. Maar dan zeg ik: volgende keer meer. Breken en delen we wat we aan de tafel van het laatste avondmaal van de Heer mogen ontvangen. Delen we hem in ons midden, als ons midden, met elkaar. Moge dat zo zijn.

4 februari 2024 Vijfde zondag door het jaar Badhoevedorp - Engelbewaarders
Job 7, 1-4.6-7; Marcus 1, 29-39

Dat leven eenvoudig is, of dat het alleen maar zon en maneschijn kent, wij weten dat het niet zo is. Leven is soms/vaak/eigenlijk zo gecompliceerd, zo veeleisend, zo oneerlijk! Daarom moest het boek Job er wel van komen. Job was een goed man, iemand ook die het voor de wind ging. "Zal wel", zegt de tegenpartij. "Natuurlijk is Job vroom. God is hem goed gezind. Job heeft alle reden om dankbaar te zijn." Maar God is van mening dat dit gepraat van de tegenpartij, duivel heet die tegenstander, roddelen in de bovenkamer is. Hij geeft de tegenpartij de vrij spel. En binnen de kortste keren is Job een gebroken man. Zijn kinderen verdwijnen, zijn vrouw, zijn bezittingen. En Job zelf, u weet dat, Job eindigt op de mestvaalt.
De hemel speelt hoog spel over de rug van Job. Alle glans en luister wordt hem ontnomen om zichtbaar te maken dat een mens van God en mens verlaten, nog steeds een mens voor God is, desnoods een mens tegenover God. De dagen vreten aan hem, branden. Hij snakt naar schaduw. De dagen en nachten zijn vol vruchteloos getob. Job kan niet bij zijn heden komen. 's Avonds wacht hij op de morgen, 's ochtends verlangt hij naar de avond. Zijn leven is enkel onrust, onraad, angst. Geluk zal er voor hem niet meer zijn, nooit meer. En het boek Job blijft in feite daarbij.
En terstond, of en gelijk. Dat staat in Markus. Niet zoals in onze boekjes vroeger: "in die tijd". Maar en terstond. Wat is er gebeurd? Jezus is bij Marcus gedoopt. Dan oogst hij de eerste leerlingen en samen gaan ze naar Kapernaum. U hebt dat de vorige week gehoord. In de synagoge in Kapernaum is, nog steeds aan het begin van het evangelie, die krijsende bezeten man in de sjoel van Kapernaum. Hij weet wel wie die Jezus is en hij weet wel dat die hem pijn zal doen! Maar Jezus jaagt die boze geest weg. Hij bevrijdt die man van zijn angst en zijn bezetenheid, en terstond … zo begint het verhaal van vandaag. Alsof er haast bij is: in vliegende vaart gaat het verder. Maar wat we krijgen is in feite: een huis, tuin en keuken, een verhaal, heel herkenbaar. Met Jacobus en Johannes komen we thuis bij Simon en Andreas en direct worden we naar de schoonmoeder van Petrus gebracht. Weer zien we, zoals in het voorafgaande verhaal, de anderen tegenover die ene. De leerlingen overbruggen de afstand. En terstond - alweer dat woord terstond - en terstond vertellen ze Hem over haar, effenen zij voor Hem de weg, effenen ze Zijn weg lijkt het wel. Hij neemt haar bij de hand en richt haar op. Het vuur verlaat haar en zij staat op en dient hen. Haar opstaan maakt dat dienen - tot je dienst - mogelijk. Is dat het begin van de gemeenschap, van de dienst? Opstaan om te dienen. De mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden maar om te dienen. Opstaan en dienen. Zoals we ons in Job mogen herkennen wanneer het leven hem hopeloos en onbegrijpelijk overvalt, zo mogen we ons ook herkennen in de schoonmoeder van Petrus, in de angst van Petrus, in de zorgen van de leerlingen en in Jezus die haar de hand reikt zodat zij op kan staan. Dood en verrijzenis horen in het evangelie bij elkaar.
"Niets meer kunnen" en "alles is mogelijk" tegelijk. Dan dooft het licht in het verhaal.
De deur van het huis staat bol van het leed dat wereld heet, maar er staat: "en velen genas hij". Velen is in het evangelie democratisch allen. Allen die willen, allen die zich, zoals wij dat zeggen, geroepen voelen. Eigenlijk vind ik het best grappig dat de boze geesten Hem kennen. Die weten dat Hij aan hun lijf komt, dat aan hun rijk weldegelijk een einde zal komen. Toch!
Dat allemaal loopt uit in Jezus op een plaats in de eenzaamheid, in de woestijn, zeggen wij dan. Petrus zou de gelegenheid van allen die Hem zoeken willen uitbuiten: "Allen zoeken je". Nu kun je zaken doen, nu hebben de mensen gehoor voor je, nu geven ze thuis. Maar Jezus zegt dat hij verder moet. Zoals eigenlijk altijd: zijn verhaal begint nog maar pas. Hij trekt van stad tot stad, preekt in de synagogen.
Er zijn bijbeluitleggers die opmerken dat het jammer is dat we nauwelijks weten wat hij preekt. Maar die overweging is eigenlijk een beetje dom. Jezus preekt dat we óp moeten staan, dat we kunnen dienen als getuigen van de opstanding, de verrijzenis. Jezus preekt in vele tonen dat het niet goed is voor een mens om alleen te zijn, wat dat ook betekenen moge. Alleen zijn, het kan zoveel betekenen.
We weten dat het evangelie ons gevonden heeft, het goede verhaal over Jezus en Zijn Vader, Jezus en zijn leerlingen. Wij horen er wel degelijk bij als Hij ons aan de paastafel zijn gave geeft, Zichzelf.
Moge God met ons zijn.