begin van het evangelie van jezus christus zoon van god, gelijk geschreven staat in de profeet jesaja
Mk
1,1-8 begin evangelie het goede een naam
(niet anoniem) surplus
– reserve gelijk
geschreven staat een citaat
maakt mogelijk credit:
geloofwaardig en tegoed Jesaja in de
woestijn Gods
koningschap: de manier waarop God koning is. beginMarkus is geschreven
in het engels van die dagen, het grieks: Archè tou euaggèliou:
begin, hoofd, principe, aanhef van het evangelie. Zo zijn de eerste woorden weer te geven. Is begin een
belangrijk woord? Volgens Markus doet het er toe. Mattheüs spreekt
om te beginnen over genesis,
boek over de genesis. Lukas
neemt een heel andere aanloop, over de anderen en over zich zelf ("nadat
...heb ook ik ....") Markus begint met Begin. Wat begint er? Goede vraag: dat gaat vertelt worden. Het komt nu. Door
de vraag:"Wat begint er?" maakt de lezer/toehoorder zich
tot deel van hetgeen komen gaat. Hij of zij blijkt betrokken, blijkt
hoorder of lezer te willen zijn. Wat kan een tekst meer wensen? evangelieMarkus is het
enige evangelie dat het woord evangelie direct in de aanhef meevoert
als typering van hetgeen komen gaat. Kan dit woord, eu-angelion, het
geheim van dit verhaal duiden? Evangelie, eu-angèlion. Eu: goed. Angelloo: boodschappen, berichten, verhalen. Angelloo geeft ook naam aan angelos: bode of engel, verteller. Een angelos is iemand die het hem of haar gegeven woord
doorgeeft. Eu-angelloo:
het goede boodschappen, boodschapper of brenger van het goede zijn.
Een aardige uitleggende weergave van evangelie zou kunnen zijn: een
goede verhaal. Wat is een goede verhaal? Probeer eens of je iets verstaat
bij: een goed verhaal is een verhaal waar je van opkijkt. Trouwens:
wat is dat, het goede? Wat mag dat goede betekenen? het goede
Wat is het goede?
Wat het goede
ook moge zijn, het goede
is in ieder geval:
het eerste waar God in het zeven-dagen-verhaal
woorden voor heeft. Zie Genesis 1. God begint te
spreken[1]
over wat Hij vindt dat er mag zijn, over wat Hij vindt dat geschiedenis
moet maken: licht. Licht
geschiedt. Dan ziet God
het licht: Hoe goed!
Die uitspraak, daar is Hij op uit. Daar komt zijn spreken, de geschiedenis
die hij op gang brengt en zijn zien op uit. Daar rust hij uit: Hoe goed. Hoezo rust? is, de eindterm! Wat mag dat goede
zijn? Wanneer en waarom wil in dit verhaal
Het
is goed gezegd worden en waar
mag de lezer die zijn stem geeft[2] aan dit verhaal naar
talen? Jesaja 40, 21[3] herinnert daaraan:
Weet je niet! hoor je niet! Is je niet verteld van begin af aan!
Heb je niet verstaan wat de aarde draagt! Wat is goed? Wanneer is een verhaal goed? Wat valt buiten
de maat van het gewone? Waar kijk je van op? Het goede
blijkt zoiets als het buitengewone, waar je van opkijkt. De verteller
van dit evangelie presenteert een verhaal dat bij voorbaat uit is
op woorden als: Dat doet goed. Daar knap je van op. Maar er is meer.
Goed creëert ook de ruimte van een voorbehoud. Want waarom rept een tekst
zo snel van goed? Over enige
inhoud is nog niets vernomen! Waarom reeds van voren af aan goed?
Want goed overwint het onbesliste door te zeggen: goed!
Een voorbehoud, een aarzeling, mag
en zal derhalve van nu af aan ook bij de tekst horen. Zoiets is mogelijk,
een eu-angèlion, een verhaal dat begint met een even absolute
aarzeling en instemming als Genesis 1[4]? Scepsis en accoord
gaan van begin af aan samen. Een naam (niet anoniem)
De tekst gaat op geen van bovenstaande
interrumperende vragen in. De tekst vraagt aandacht voor het eigen
verhaal. De tekst presenteert een naam:... euaggèliou jèsou, evangelie van/over Jezus. Hij is de woordvoerder van dit evangelie
en/of de inhoud daarvan. Zijn naam wordt genoemd in verband met deze
bij voorbaat reeds tot evangelie, tot goed verhaal gepromoveerde
tekst. Het evangelie is van begin af aan al niet anoniem: over Jezus,
van Jezus. Over die naam worden terstond twee uitspraken gedaan. De
naam jèsoes wordt verbonden met de uitspraak christus
en de zoon van God. Die toevoegingen zijn nog steeds woorden
vooraf, toezeggingen: om te bewaren en waar te maken, een heel verhaal
lang. Surplus - reserve
Wat de woorden
als surplus, als reserve-betekenis toevoegen
is voorlopig nog niet duidelijk. Dat is in petto. Nog is het couvert
gesloten. Het is een toe-zegging
maar deze is nog uitgesteld[5].
Dat komt nog. De tekst is (er) nog niet uit. Over die uitgestelde
toevoeging zal het hele - evangelie
genoemde - verhaal gaan. Dat wil deze aanhef nu al laten horen. Voor wie lezen, hardop lezen
en horen wil[6]. Gelijk
geschreven staat
De rest, het geheel van de
tekst, krijgt vanaf het begin als begin een aangeduide en nog in te
vullen strekking mee: het evangelie van of over Jezus, zijnde Christus,
zijnde zoon van God. Alvorens daarop in te gaan, de ruimte vrij en
het doek open te maken voor dit verhaal, geeft de tekst eerst nog
een bijstelling. Een leesaanwijzing wordt toegevoegd: gelijk geschreven staat. Betreft deze toevoeging een verdere beperking of verruiming?
Dat zal moeten blijken. Maar vanaf het begin insisteert de tekst op:
gelijk geschreven staat! Wie lezen wil, kan alleen nog de richting kiezen die bepaald wordt door
gelijk geschreven staat. Begin van de
blijde boodschap gaat hand in hand met gelijk geschreven staat. Waar
men wat geschreven staat moet zoeken mag in dit verband[7] geen geheim zijn:
in Jesaja de profeet. De profeet Jesaja geldt in
dit evangelie als vertel-, schrijf- en leesprincipe[8]. Daarmee is meer
gezegd dan de lezer in eerste instantie vermoeden kan. Profetisch heet immers dat gedeelte van de TeNaCH[9] dat zich aanbiedt
als omlijsting en uitleg van de Tora[10]. De profeet geldt als bezegelaar van wat waar[11]
is: het onderricht voor onderweg, de Tora. De lezer begint een vermoeden te krijgen van wat de tekst in scene zet. Alles wat hij of zij ziet[12]
wordt van meet af aan uitdrukkelijk en met name, bepaald door het
licht van Jesaja de profeet. Daarmee klinkt een stem die na alle ellende[13]
van de dreigende ballingschap ook spreekt over
het goede dat komen gaat, de
nieuwe oriëntatie op Jerusalem. Zie, / ik zend weg / mijn engel / voor jouw aangezicht / die zal klaar maken
/ jouw weg. Stem / van een roepende: / in de woestijn / bereidt
de weg van de heer, gelijk maakt zijn paden. Opeens begint de tekst te spreken
in de eerste en tot de tweede persoon enkelvoud. Wat mag dit heten?
Wie of wat is mijn engel?
Wie is hier aan het woord? En wie is de geadresseerde? Gaat het over
mijn aangezicht en mijn
weg? Wie leest of wat wordt er gelezen (zie inleiding) nu hier de
stem van een roepen[14]
klinkt? Een citaat maakt mogelijk
Zoeken bij Jesaja levert evenwel
een moeilijkheid op. De tekst die Markus volgens Jesaja citeert, is
bij Jesaja niet te vinden. Bij Jesaja kan men pas terecht vanaf de
stem van een die roept: Jesaja 40,3. Toch hoeft dat geen probleem
te zijn. De profeet (als profeet) legt de Tora uit. Hoezo is hier
de Tora aan de orde? De concordantie kan de lezer eventueel verder
helpen. Ex 23,20 kan[15] mee klinken: Zie
ik zend zelf een engel voor jouw aangezicht om je te bewaren op jouw
weg en om je te brengen naar de plaats die ik je bereid heb. Bewaar
je voor zijn aangezicht[16] en luister naar hem. Voorafgaand
aan Ex 23,20 gaat het over de drie grote feesten[17]. Ex 23,20 vertelt
over een engel die je bewaart op je weg en je brengt naar je plaats
... hoor naar hem. Ook Ex 14,19 kan van de partij zijn: En de engel van de Heer die
voor het aangezicht van het kamp van Israël uitgaat ... De lezer is daar vlak voor de beslissende wending van Pasen, voor de
zee van Ex. 15. Tenslotte is er Mal 3,1. Aan het einde van de Tenach is
er weer de engel van Ex 23,20. Hier klinkt: plotseling, in de tempel,
de dag van zijn komen. Credit: geloofwaardig en tegoed
Het verhaal gaat open. Het
verleden achter de tekst begint mee te klinken. Een boek, een boek
vol boeken, de TeNaCh gaat open. Mijn engel voor jouw aangezicht,
naar twee kanten toe persoonlijk: mijn
engel voor jouw aangezicht.
De TeNaCh, de tekst
voor jouw aangezicht, blijft[18] voor wie lezen wil,
een voortdurend verborgen
en derhalve te mobiliseren programma. Niet meer de beginsituatie
van de lezer bepaalt wat en hoe[19] te lezen. De tekst
bepaalt zelf het spoor waarin de woorden gaan, neemt het initiatief
en brengt je naar waar je zelf (nog) geen weet van hebt. De tekst
ligt voor, licht op. Jesaja
Het begin van Markus gelijk geschreven
staat, wil uitdrukkelijk gelezen
worden vanuit Jesaja. Wie is Jesaja? Waar staat die naam voor? Jesaja is de stem van de gezondene die zich zenden laat
door wie zenden wil. Zie Jesaja 6,8: Daarop hoor ik de stem van de Heer die zegt: wie zal
ik zenden en wie zal voor ons gaan? En ik zeg: Hier ben ik, zend mij.
Dan zegt hij: Ga, zeg tot dit volk ...
Jesaja de gezondene. Zenden is in het grieks apostelloo. Denk aan apostel, een gezondene, iemand met een
missie. Stem van
een die roept ...Stem
van iemand die de Tora tot klinken brengt, die stem geeft aan het verhaal van vrijheid en bevrijding – wat dat ook moge betekenen en hoe dat ook blijken zal In de woestijn.
De woestijn
is de plaats van het inter-mezzo, midden tussen slavernij en vrijheid/bevrijding
in, plaats van veel stilte en stilstand, plaats van oponthoud en verblijf
– daar waar de tenten van het volk-onderweg staan, waar
de tent van het verbond in het midden staat, het midden is. De woestijn
blijft een wonderlijke keuze, een opmerkelijk alternatief voor de,
stabiliteit suggererende, weldaad van het gewone leven van elke dag
met zijn routine, sluipwegen en verstopte bronnen[20]
te midden van alle dorst[21]. Is de wereld met
haar geschiedenis en natuur niet voldoende? niet voedzaam en onderhoudend
genoeg? Kan een mens nog meer willen? Door uit Egypte
te vluchten breekt Mozes met de samenleving. Hij probeert te ontkomen
aan de Pharao, de niets en niemand ontziende machinerie die mensen
tot radertjes maakt en daarmee het slavenhuis draaiend houdt. De woestijn roept
Mozes tot verantwoording, een antwoord. De plaats van eenzaamheid,
stilte en vergeten geeft hem het woord. Een heilige plaats. Het is
een natuurlijke opslagplaats. De vruchten, al zijn ze zeldzaam, stillen
je honger; de bronnen komen maar spaarzaam voor, maar ze lessen je
dorst. Mozes voert zijn kudde dieper in de woestijn en zijn gekweld
geweten vindt vrede. Al spoedig is hij omgeven door een sfeer van
afzien en ascese, van armoede en voortdurende eenzaamheid.[22] Is er in een wereld van alsmaar hetzelfde! een
werkelijk alternatief, iets geheel anders[23]? Gods koningschap: de manier
waarop God koning is
Intussen is er nog steeds het
woord evangelie. Zeker nu de naam Jesaja genoemd is kan er wellicht
iets over dat, vanaf het begin een richting en beslissing forcerend woord gezegd worden. Het begin van het goede verhaal, het evangelie aangaande Jezus Messias, wortelt
in en welt op uit de profetische traditie van Jesaja. Daarmee wordt
een eerste zicht gegeven op de betekenis van het woord evangelie.
Zie bijvoorbeeld Jesaja 52,7: Hoe lieflijk zijn op de
bergen de voeten van DEGENE die het goede
boodschapt, die de VREDE doet horen; van DEGENE die de goede boodschap brengt van het goede,
die HEIL doet horen, van DEGENE die tot Sion zegt: JOUW GOD IS KONING!
De betekenis en de inhoud van
het woord evangelie kan vanuit deze tekst verduidelijkt worden. Vrede
en heil bereiken hun hoogtepunt als tot Sion gezegd kan worden: uw
God is Koning[24].
Wat mag het betekenen dat God koning is? Om te beginnen: Jouw God is koning[25]
is een kritisch
concept. Wanneer je God koning is, dan is de economie het niet, noch de heersende (wan-)orde
waar de goden van macht, gezag, eer, roem, aanzien en angst het te
vertellen hebben. Ook niet wie de lachers op zijn hand heeft. Ook
ik ben dan niet koning. Wie of wat dan wel? De vraag Wie
of wat is koning blijkt, eenmaal gesteld, productief
te kunnen zijn, een vraag die telt! Hoe is die God van jou over wie
Jesaja durft te spreken koning? De lezer(es) die zich niet
voor de eerste keer[26] door iets uit de
bijbelse literatuur laat raden, kan weten, hoezeer hij of zij hier
dient te lezen vanuit waar het evangelie vanaf het begin als begin naar toe wil. De doelstelling, het verhaal aan het eind, vooronderstelt het evangelie
vanaf het begin. Ze werken al, werpen hun licht en schaduw vooruit.
Zeker ook gezien het open (!?) einde (zie het slot van Markus) is
het begin van de lezing steeds een herlezing.
Met Pasen achter ons, ook het Pasen waar dit evangelie naar toe wil.
Met Jezus de Nazarener, de gekruisigde, hij is opgewekt,
hij gaat jullie voor naar Galilea gaan lezers
en toehoorders op weg naar het Pasen waar dit verhaal vol van is. © Jan Engelen, Amstelveen/Amsterdam 1994 {1}Zie ook Gen 2,18. [2] Door het hardop te lezen - zie inleiding. [3] Jesaja 40 is haphtarah, toegevoegde profetenlezing bij de synagogale lezing van de Tora, bij waëthchannan, en ik had gebeden, Deut 3,23 -7,11. God roept de profeet om wat hij (d.w.z. de tekst of God) mijn volk noemt te troosten. Wa-ëthchannan kan men, lezend met de regels van de rabbijnen, ook lezen als wa-eth-channan: en - prepositie van het object - channan < Jochannan: Johannes. Zie Markus 1. En: Johannes! [4] Weten we eenmaal hoe een geschiedenis afloopt, dan kunnen we achterover leunen en valt alle spanning van ons af; we kennen immers het einde. Maar als het om het werkelijke leven gaat, moet men hoe dan ook op het begin letten: daar is nog niets beslist; elk risico ligt nog open, geen enkel existentieel waagstuk is al beslecht, wij zelf zijn nog in afwachting, in de totale spanning van ons leven, vol hoop en reikhalzend uitziend naar de toekomst. E.DREWERMANN, Beelden van verlossing, Toelichtingen op het evangelie van Marcus. 's-Gravenhage 1990, (voortaan afgekort D) p. 31. [5] Er was eens een koning... De lezer weet: het zal over een koning gaan. Welke koning, waar en hoe is hij koning en wat daarmee of met hem aan de hand? Dat moet nog komen. Het is nog uitgesteld. Dat uitstel is pas voorbij aan het einde van het verhaal. [6] Zie in de plaatsbepaling (inleiding, boven) de klassieke betekenissen van lezen. [7] Het verband van de tekst. [8] D.MONSHOUWER, Jesaja als evangelisch beginsel, in AMSTERDAMSE CAHIERS 4(1983), 63-73, p. 65. [9] TeNaCh: Tora/Wet, om te weten, het weten waard, het Onderricht van Mozes; Nevie-iem/Profeten (sprekers namens, sprekers namens de stemloze: God, het Verbond, Mozes, de armen,) uitleg van het Onderricht van Mozes; Geschriften: reactie (van het volk) op de Uitleg en het Onderricht. [10] Het
hele verhaal van de Tenach blijft present, want Jesaja zelf is reeds
een herlezing van de Schriften, in de ballingschap met het oog
op een hernieuwde exodus, herstel van Gods heerschappij en herverkiezing
van zijn volk. Elk paasverhaal neemt de draad van de voorafgaande
geschiedenis weer op. (A.w., p. 70). [11] Wat te bewaren is, en wat bewaart, conserveert, bijeen houdt. [12] Grieks: theorein. Van dit werkwoord is afgeleid: theoria > een (wijze van) zien, en theater, dat wat er te zien is. [13] letterlijk: uit-landig. Denk aan: niets en nergens meer zijn. [14] Zie inleiding. Roepen is een van de oude betekenissen van lezen, m.n. voor het hebreeuws. [15] D.MONSHOUWER, Markus en drie jaar Tora (voortaan afgekort M), Kampen 1989, p.38. (Zie ook Ex 13,21! Ex 14,15-15,21 is volgens gegevens van de joodse traditie een lezing voor de achtste dag van Pasen!) [16] Vergelijk deze woordelijke (werk-)vertaling met de tekst van NBG of KBS. Wat is er veranderd, toegevoegd of weggelaten in de betreffende teksten? Wellicht valt je de gelijkheid in de verhoudingen op: de een moet/zal voor de ander doen zoals de ander voor de een. [17] Ex 23,14-17: een inclusio op driemaal per jaar (v. 14 en 17). Het gaat over het feest der ongezuurde broden (Egypte), het feest van de oogst, (de eerstelingen van de vruchten) en het feest van de inzameling (aan het einde van het jaar). [18] Vgl Jo 21,22: blijven in het spoor van wie is degene die overlevert. Johannes, de tekst, blijft, en wel als gezondene (Jo 1,6). [Nergens in het evangelie volgens Johannes wordt expliciet onderscheid gemaakt tussen Johannes als de doper, de leerling of de evangelist!] M.a.w. De tekst is in dit geval de persoon en als zodanig heilig, d.w.z. apart, onderscheiden. [19] Lk 10,26.
[20] Gen 26,15
[21] Gen 24,12; 26,18-22.32. Vgl Ex 15,22-27;
17,1-7. Vgl Jo 2,7-10; 3,5; 4,8; 9,7; 19,28-30. [22] A. NEHER, geciteerd in The Tora, A Modern Commentary, New York 1981, p.394. Zie ook DREWERMAN, p.32. [23] Vgl Gen 2,18-23. Let op het woord eindelijk. De vertaling geeft vervolgens die bij hem past. Dat moet je doorstrepen. Daar hoort te staan hem tegenover. Denk daarbij aan: van aangezicht tot aangezicht of oog in oog. (Eventueel is dit verder te verkennen vanuit Gen 24,62-66. Het tafereel speelt zich af onder de titel lachaj-roï, de levende die mij ziet. Let op de rol van het zien, op wat te zien en niet te zien is, en hoe het horen beslissend is.) [24] B.M.P.Hemelsoet, Marcus, Kampen, p.5. [25] Zie hiervoor de hele discussie in 1Sam 8 en 12. Zie eventueel voor eerste informatie de betreffende hoofdstukjes in J.C.M.Engelen, I Samuel 1-15, Kampen 1982. Naar wie je kijkt als je naar de koning kijkt, wat dient hij te laten zien? Zijn magna charta is te lezen in Deuteronomium 17,14-20. [26] Daarom wordt hier, zeker aanvankelijk, afgezien van een nadere situering van woorden als God, Messias, Mozes, Tora, Profeten, Elia, Geschriften, woestijn, enz. Kennis wil hier om te beginnen niet meer zijn dan eerste leeservaring.
|