Markus – nog eens
college-verslag mei 2001
(cursief betekent citaat)
Begin te lezen. Lees hardop totdat je merkt dat je een vraag tegenkomt. Stop dan met lezen en stel je vraag. begin van het evangelie over jezus christus de zoon van god, - gelijk geschreven staat in jesaja de profeet: zie ik zend mijn bode voor je aangezicht uit die je weg zal bereiden. Stem van een die roept: in de woestijn bereidt de weg van de heer, maakt zijn paden recht - het geschiedt: johannes doopt in de woestijn. Hij verkondigt de doop van de omkeer tot vergeving van zonden. En uittrekt naar hem het gehele joodse land en allen van jerusalemen zij worden gedoopt door hem in de rivier de jordaan, gelijkelijk uitsprekende hun zonden. Johannes is gekleed in kameelhaar en een gordel van huid om zijn lendenen en etend sprinkhanen en wilde honing … Menigeen, overvallen door de vraag om te lezen, blijft lezen. Het duurt dan lang voordat er een vraag komt. Ik probeer voorzichtig tussen de lezer en de tekst te komen. Bijvoorbeeld: - ”Dank je wel… Gaan we nog eens terug naar het begin. Begin van het evangelie…” Iemand anders kijk ik aan, vragend. De eerste is nu verlost van de overval. “Denk je dat dat woord begin een belangrijk woord is?” Verschillende mensen proberen meerdere antwoorden. Verlegenheidsantwoorden. Dat is duidelijk. Het is ook hun vraag niet. Wat moeten ze er trouwens mee? Iemand probeert: “Het lijkt zinvol dat je bij iets belangrijks ook aangeeft dat het begint.” - ”Begint alles wat belangrijk is dan met "begin"? Mattheüs begint zo niet. Lukas ook niet. Johannes heeft iets dat er op lijkt. En tot jij op de pabo begon, stond toen ook iemand van de directie met een bordje waarop "begin" stond? Is "begin" belangrijk? Misschien wel. Markus begint er in ieder geval mee. Hij vindt het blijkbaar zinvol daarmee te beginnen: begin. Nu is bij Markus het hek van de dam. Het is begonnen. Alle moeilijkheden van “Hoe begin je?” zijn nu over. Het is begonnen. Door te beginnen met begin nestelt hij zich meteen in, in goed gezelschap. Genesis 1 begint immers ook met begin: in den beginne, om te beginnen, bij wijze van begin. Dus de Tora begint ook zo. En Johannes heeft dat blijkbaar graag overgenomen. - En er is meer. Probeer eens:"Begin." Wat is het eerste wat je denkt? … Ook hier komen diverse suggesties. Soms zelfs, een beetje verstopt. Iemand zegt lichtjes badinerend: - "Wat begint er"? Het gezicht van mensen als een "stomme opmerking" tussen neus en lippen een gouden greep blijkt . Ogen kijken op, glinsteren even. - "Wat begint er? Wat vind je van die vraag?” Het blijkt een goede vraag. Want dat wat begint, komt nu. Begin… begin van wat? Goed vraag. Dat komt. En vergis je niet. Door die vraag te stellen ben je als vanzelf bij de les. Je doet alsof het jou aangaat, alsof je het weten wilt. Voor je er erg in hebt heb je jezelf door die vraag erin geluisd. Je bent per ongeluk partij geworden. Je hebt je laten verleiden en voor je er erg in had heb je een vraag gesteld. Daar kun je niet meer onderuit. Nu moet je wel meedoen. Begin. Het is begonnen. Paul de Leeuw had dat enige tijd geleden bij zijn show op de t.v. Je zag wat schimmige beelden, een camera die leek te vallen of een omdraaiend beeld. Je vroeg je af wat er aan de hand was en je hoorde De Leeuw: “We zijn begonnen! We zijn begonnen.” Voor je er erg in hebt zit je er midden in en wordt je meegenomen. Begin. Begin … van het evangelie… Nog kent bijna iedereen, zeker als je boven de dertig bent, het woord evangelie. Ook weet nog bijna iedereen wat het betekent. Evangelie; Blijde boodschap. Hoezo, blijde boodschap? Wat is dat, een blijde boodschap? Is dat een boodschap waar je blij van wordt. Ken je dan veel mensen die van die boodschap blij zijn. Als je zo kijkt naar de wereld van christenen, vallen die mensen dan op omdat ze blijkbaar in het bezit zijn van een blijde boodschap. Wat is dan die boodschap. Is dat iets waar je mee uitgestuurd wordt. Wat is de message? Wat wordt er meegegeven? Welk statement, welk hart onder de riem? Wat weet, getuige dit woord, deze tekst, je aan te spreken. Wat neemt je in beslag, leidt je af van je zelf of jezelf? Aan welke konde (oorkonde, verkondiging, mare, tijding) verwarm je je voor een moment om daarna weer nuchter, ontnuchterd, bij je zelf – ietsjes veranderd, even iets anders gezien – bij jezelf terug te komen. Wat doet je opzien? Vertaal evangelie eerst even in “’n goed verhaal”. Wat is “’n goed verhaal”? Noem een goed verhaal voor het gemak even: een verhaal waar je van óp kijkt. Denk aan een groep kinderen in een praktijkklas. Je vertelt hen een verhaal. Ademloos kijken de kinderen je aan, zeker als je een beetje vertellen kunt. Een goed verhaal is een verhaal waar je van óp kijkt. Evangelie, een goed verhaal: halóóoo – wat zullen we nou hebben? Je verhaal is uit. Het is even stil. De duim blijft nog in de mond maar die gaat open. Je hoort een diepe zucht. Met zo’n zucht is de wereld geboren. En alles begint weer opnieuw. Begin. Hoezo begin? Begin van wat? Goede vraag. Dat komt nu. Begin. Van het evangelie. Je merkt: als voorlezer kun je niet meer lezen “begin van het evangelie”. Je zult moeten lezen: begin – van het evangelie. Wat zullen we nou hebben? Het kan je nu niet meer ontgaan. Hier begint iets. Hier is echt een nieuw begin. Je zult je ogen uit kijken, je oren niet geloven. Een blad wordt definitief opgeslagen. Voortaan kun je niet meer doen alsof je deze vragen niet gesteld hebt. - Begin - van het evangelie. Nu staat het er een beetje typisch. In je vertaling staat: VAN Jezus. Maar je kunt volgens de regels van de grammatica hier ook lezen OVER Jezus. Maakt dat verschil, evangelie van of over…? Dat blijkt verschil te maken. In het ene geval komt hij, Jezus, met een goed verhaal. In het tweede geval is hij de inhoud van dat goede verhaal, hij ís dan dat goede verhaal. Maar houdt die beide mogelijkheden er in, zeker wanneer je het evangelie verder leest. Hij aan het woord en het woord dat hem bewaart, dat als een lopend, smeulend, dan weer opflakkerend vuurt verder gaat[1]. Begin – van het evangelie. Je begrijpt wel, wanneer je dit hoort of leest, sta je niet voor het tijdschriftenrek in de supermarkt of bij de “sigarenboer”. Evangelie brengt zijn eigen Umwelt, zijn eigen context mee. Het Boek en de Boeken. Het evangelie kan een evangelie zijn omdat het echoo-t in een wereld waar men zoiets als een evangelie kent. Dat klinkt als geheimtaal. Wat wil hier gezegd worden? Het woord evangelie dateert niet uit het "Nieuwe Testament". Het heeft veel oudere papieren. Jesaja 52,7 kan helpen. In de Septuaginta, de griekse vertaling van de Tenach van voor de christelijke jaartelling, gebruikt hier het woord evangelie (euangelidzomenos [2] ). Het evangelie heeft blijkbaar alles te maken met de verkondiging: God is koning. Dat is een proclamatie die enkel zin heeft wanneer het niet zo duidelijk is, bedreigd, of zelfs onwaarschijnlijk. Denk aan de tijd van Jesaja 52, de Ballingschap in Babylon die op zijn einde loopt. De tijd van de Ballingschap zou voorbij zijn. Als God ons thuisbrengt uit onze ballingschap"- Psalm 126. De bevrijding uit de slavernij van Egypte is een uitkomst, een model voor de vrijheid en bevrijding die een einde maakt aan al het verdriet, alle ellende (uit-landigheid) . God is koning. Wil dit echt programmatisch kunnen zijn, dan moet je steeds denken aan de dubbele omschrijving. God is koning, niet … maar. God is koning, niet koning als de Pharao. Niet over de ruggen van de mensen heen. Maar God is koning als Hij die bevrijdt. Het evangelie baseert zich op dit koning zijn van God. Johannes wordt als engel [3] in dienst genomen om de weg van de heer, de heer-lijke weg aan te spreken. De weg door de woestijn. Hoe kondigt hij die weg aan? Door te wijzen op de sterkere die na mij komt. Johannes baant de weg door plats te maken voor die na mij komt. Zijn handelen is voorbereidend, mogelijk makend handelen. In dat spoor komt na alle Judea en allen uit Jerusalem die ene uit Galilea om zich naar de Jordaan toe te laten dopen door Johannes. Het staat er een beetje raadselachtig. De tekst zit – wanneer dit niet oneerbiedig klinkt – een beetje te rommelen. Hij wil wat? Wat is er? Weer moet wie lezen wil vragen. Wat heeft de tekst hier op zijn hart? Anabaianoon ek toe hudatos – anabainoo, opgaan. Opgaan is het werkwoord dat de ruimte tussen het slavenhuis Egypte en het veelbelovende land verkent. Opgaan. Zelfs Ópgaan. Op naar het land, naar de stad, naar de Tempel op de berg van alle verhalen. Opgaan uit het water van de dood [4] naar het land waar het leven goed is, waar het leven is als het licht in de mond van God. God ziet hoe goed het is: tov zegt de tekst. Het is een van de dingen waarvan ik zou hopen dat je dat in ieder geval van mij geleerd hebt: als je zegt: het is goed, dan praat je als God in het zeven-dagen-verhaal. Dan praat je scheppingstaal. Als Jezus opkomt uit het water – zijn de meesten van ons niet in het water gevonden, uit het water getrokken, als Mozes, ontkomen aan de dood? Als Jezus ópkomt uit het water geschiedt uit de hemel (uit het water, uit de hemel) een stem (1,11). Een stem (1,3) in de woestijn, de doop van Judea en Jerusalem in de Jordaan (1,5), de aangezegde doop in[5] de heilige geest. Nu de stem uit de hemel. Weer horen we de tekst : Jij zeggen. Jij bent mijn zoon, m'n kind, mijn teerbeminde. In jou voel ik me goed. De mens mag mens zijn op aarde, onder de hemel. Dat is mijn welbehagen. Zo spreekt de stem uit de hemel, de tekst. Wat is hier in 's hemelsnaam aan de hand? Goede vraag. Dat gaat verteld worden ![]() Stel je voor: iemand uit Harderwijk, Tubbergen of Schin op Geul gaat naar Amsterdam. Waar gaat hij of zij naar toe? Begin mei is de Dam niet onwaarschijnlijk. Pas nog op de t.v. geweest. Misschien kun je nog iets zien van de kransen van 4 mei. Als het een kind is van een jaar of 10 gaat het zeker naar de Kalverstraat en de Leidsestraat. Vanwege monopoly. Een 12 of 14-jarige gaat misschien naar de Prinsengracht, naar het Anne Frankhuis. Opa met zijn kleinkinderen gaat zeker naar Artis, of naar het Technisch Museum. Amsterdam is voor iedereen iets anders. Dat is de eerste belangrijke conclusie. Voor iedereen betekent Amsterdam iets anders. Daar komt nog iets bij. Nooit is Amsterdam het geheel van Landsmeer tot de Kalfjeslaan
in Buitenveldert. Toch, wanneer het over katechese ging of gaat, dan
meent ieder dat het over het geheel, over alles, alle ins en outs gaat.
Dan moet je alle plekken kennen, alles kunnen verantwoorden, alles weten,
anders ben je niet zeker. De hele waarheid. Omdat je niet zeker bent
doe je het maar een beetje rustig aan. Waarom? Katechese, een bijbelverhaal, bezig zijn met mensen rond een verhaal, houdt zich bezig met alles wat kwetsbaar is omdat het zo nieuw is. Verkennen, vermoeden, willen, ik zou wel willen, of proberen. Amsterdam is steeds voor iedereen iets anders. Wanneer het je liefde heeft blijf je daar je hele leven mee bezig, blijft het een uitnodiging.
Het geschiedt: Johannes. Drie geschiedenissen haast Markus zich bijeen te schrijven. Johannes,
Jezus en de stem van al zo hoge. Zo roepen mekaar op. Uiteindelijk blijkt
zelfs de hemel betrokken en dan klinkt de stem over Jezus als ware hij
Isaak (Genesis 22,2) of de zoon van David. Hier, bij Markus, heeft dopen te maken met de Jordaan.
De Jordaan is de grens tussen woestijn en land. Waar gaan niet meer
mogelijk is, waar "het einde" vast staat, blijkt een weg door
het water te gaan, door het onmogelijke, door de dood. Johannes doopt. Hij verkondigt de doop van "bekering"
geven de meeste vertalingen. Voort iedereen is Amsterdam iets anders.
Bekering hoort bij: er komt een moment van bekering. Je moet je bekeren.
Vaak hoort daar een opgeheven vingertje bij. Zelfs als je het nauwelijks
hebt meegemaakt, het gevoel is ingebakken, heeft met ons overontwikkelde
schuldgevoel te maken - alsof je van schuld kunt leren. Maar misschien
is het anders. Johannes is gekleed. iedereen, bijna iedereen is gekleed. Als
de tekst daar een punt van maakt is er iets mee. Denk maar aan het kleed
"uit een stuk", aan de voet van het kruis. Of denk aan het
pronkgewaad van Jozef dat dadelijk gescheurd gaat worden, beeld gaat
worden van de onvoorstelbare haat van zijn broers tegenover deze dromer
& praatjesmaker. Wanneer de joodse familie pesach viert, de seider-maaltijd.
Aan tafel staat een versierde stoel, een zeer versierd fraaie stoel.
Dat is de stoel voor Elia. Als Elia komt dan zal hij zien dat hij welkom
is, een verwachte, welkome gast. Daarom ook staat op tafel in het midden
een zilveren beker tot de rand toe gevuld met wijn.
Dat is de beker voor Elia. Elia zal weten dat hij welkom is. Als de
maaltijd bijna uit is, dan zal een van de tafelgasten naar de voordeur
gaan. Hij maakt de deur open en kijkt of Elia gekomen is. Johannes eet sprinkhanen en wilde honing. De knappe koppen onder ons weten dat sprinkhanen "eiwitrijk voedsel" zijn. Iedere student niet westerse sociologie zal er aan moeten geloven. Het smaakt even droog als je denkt, zeggen ze. Maar hoe het ook zij: Johannes eet een hapje puur natuur. Hij eet buiten de cultuur. Eerste betekenis van cultuur is "het land in cultuur brengen". Met de boer begint de cultuur. Johannes eet van buiten de samenleving. Hij deelt daar niet in, is een buitenstaander. Waarom? Dat komt. Het geschiedt: Jezus. © Amsterdam mei 2001, Jan Engelen [1] Paulus is de apostel van de volkeren. Dat wil meer zeggen dan 'hij is degene is die de volkeren, d.w.z. niet-Israël, voor de God van Abraham, Isaak en Jacob gewonnen heeft. Hij is niet alleen de gezondene naar en voor, maar ook namens de volkeren. Hij bepleit voor de God van Israël het goed recht van de volkeren. Paulus haalt 'ons', niet-joden, bij dit aloude joodse verhaal. Hun verhaal mag en kan ook ons verhaal zijn. Paulus heeft het daarom over “jullie die indertijd ver weg waren, jullie zijn nu dichterbij gekomen” (Ef. 2,13). Deze Paulus heeft het ook over de wolk in de woestijn, die het volk begeleidt en behoedt, die de weg wijst. Jullie waren allemaal onder de wolk, en die wolk is de messias (1Kor 10,1-4). [2] Ben Hemelsoet presenteert in zijn Marcus (Kok, Kampen 1977, p. 5) het citaat als volgt. "Het woord echter gelijk het aan het begin van Marcus staat geschreven, wortelt in de profetische verkondiging van het troostboek van Jesaja (Jesaja 52,7): Hoe lieflijk zijn op de berghen de voeten van degene die het goede boodschapt, die de vrede doet horen; van degene die de goede boodschap brengt van het goede, die heil doet horen van degene die tot Sion zegt uw God is koning! De betekenis in de inhoud van het woord 'evangelie' kan vanuit deze tekst verduidelijkt worden: vrede en heil bereiken hun hoogtepunt als tot Sion gezegd kan worden: uw God is koning." [3] Verkondiger, heraut. vertolker, bericht-gever, verteller, aangever. [4] Denk aan het water van de Rode Zee, de Rietzee, de Schelfzee in Exodus – zo ook het water van de Jordaan in het boek Jozua/Jehosjoe – Jésoes zegt de Septuaginta. [5] Interessant die lijn van de opeenvolgende bepalingen van plaats. |