Genesis met aantekeningen
Deel 1,
1,1 – 25,11
Studievertaling & aantekeningen door
Dr. Jan Engelen, oktober 2014
Expeditie
Genesis 1
op Het Plein van Siena,
Rijnstraat 109
1079 HA Amsterdam
7 oktober 2014
De
ingesprongen tekstgedeelten zijn aantekeningen van allerlei aard.
Wat betekent een context voor een tekst
aan de hand van S.Schama over Rembrandt, Het Joodse bruidje.
1.
J.Eisenberg, A.Abécassis, A bible ouverte, Albin Michel,
Parijs1991 (1978) beginnen hun werk met de volgende inleidende zinnen,
hier kort samengevat.
Eeuwenlang is de bijbel niet alleen het unieke, maar ook het enige boek
geweest voor de mensen van "de Oude Wereld". In het geheim
van de Schrift, de magie van de Geschriften (geschreven en voorgelezen,
vertolkt) vonden de mensen woorden en zinnen waarmee ze de gang van
hun leven vorm konden geven. Later kwamen er literatuur en filosofie,
kunsten en wetenschappen als inspiratiebronnen bij. Zij hebben een andere
grammatica van de werkelijkheid als de bijbel en een andere syntax van
wat de mens beleefd dan de boodschap van de Schriften.
2. Bijbelstudie is bijbels gesproken een activiteit van het volk of
de vertegenwoordigers van de gemeenschap. Er zijn natuurlijk "specialisten",
maar strikt genomen is iedereen leraar, een lekenkultuur. Alle mannen
worden geacht met de geschreven en mondelinge traditie bezig te zijn.
In de loop der tijden hebben zich daarbij regels ontwikkeld, maar het
gezamenlijk overleg is de kern.
Daarnaast: het bijbelwoord is geen naakt woord. De mondelinge traditie
hoort daar bij, heeft in feite de sleutel (is letterlijk profetisch,
spreekt namens de schriften).
Genesis 1 (1,1-2,4a)
1 Om te beginnen:
God schept de hemel en de aarde.
3.
Be-resjith: iedere notitie van tijd ontbreekt. Het gaat volstrekt
niet over “heel lang geleden toen er nog niets was”. Resjith
van Roosj is hoofd. Denk bijvoorbeeld aan: het hoofd van de
de school, het staatshoofd.
4. Er zijn leraren die een verband zien tussen barah, scheppen
en bar, buiten. Daarom zeggen zij: God heeft de werkelijkheid
buiten zichzelf geplaatst.
5. Er zijn 10 werkwoorden in Genesis 1 waar God onderwerp van is. (Ook
scheiding maken is een werkwoord) Van alle werkwoorden zullen
ook mensen onderwerp worden. Alleen van het eerste werkwoord is God
het enige onderwerp.
6. Als je zegt: “schepping uit niets”, dan zeg je wel dat
dit “niets” God is. Vgl. Ayn: er is niet, of, waar.
Ani is “ik”. De mens geschapen naar Gods beeld:
het aangezicht brengt ons bij God. Dat doet niet de natuur of de planten,
maar “de ander”. Ook “de ander” in mij.
7 a. Wat scheppen ook moge betekenen – God is de enige
die het doet. Door G-ds scheppen moet je van na af aan zeggen: “hemel
en aarde”. Die twee kunnen niet zonder elkaar, roepen elkaar op
en zijn aan elkaar gewaagd.
7b. De wereld is niet God. Er is een absolute scheiding tussen
God en de wereld, de “werkelijkheid”.
7c. De hemel is de hemel van God. De aarde heeft hij gegeven aan de
kinderen van de mensen. Psalm 115,16
2 En
de aarde is woest en leeg.
En duisternis ligt over de vloed.
En de geest van God zweeft boven de wateren.
8.
Tohoe/Woest, als de woestijn in Deuteronomium 32,10. De wereld als een
woestijn. Zie Psalm 107,40 “En hij laat hen dwalen door de tohoe
lo-dareech”, de woestijn waar geen wegen zijn. Tijd-ruimtelijke
oriëntatie ontbreekt.
9a . Vgl Psalm 104,29: Neem jij hun Roeach weg, dan zullen
zij sterven. Zendt jij je Roeach dan worden ze herschapen.
9b. Roeach, wind, adem, geest. Maar ook het als je
"het te pakken" krijgt bij een goed verhaal, dus: inspiratie,
bezieling, betrokkenheid.
10. Zie ook Jesaja 11,2: Op hem zal de geest van de Heer rusten.
De geest van wijsheid en inzicht, de geest van raad en sterkte, de geest
van wetenschap en de geest van liefde en ontzag voor de Heer (de
“vreze des Heren”).
3 En God zegt:
Er zij licht!
En er is: licht.
4 En God ziet het licht, hoe goed.
En God maakt scheiding tussen het licht en de duisternis.
5 En God roept het licht dag.
En de duisternis roept Hij nacht.
Het wordt avond en het wordt ochtend.
Dag één.
11. Door het woord.
Het woord nodigt je uit, deel te nemen aan het “gezamenlijke”,
“ons werk”. Zie: “Cain zegt” (Genesis 4,8).
Veel vertalingen geven daarna een tekst tussen haakjes. In het hebreeuws
staat niet. Er zijn derhalve bij spreken twee mogelijkheden: of je spreekt,
of er volgt geweld.
12. Licht als het gewaad van God. Psalm 104,2; Daniel 2,22,
vgl Job 38,12.19.24.
13. Er is dus een scheiding tussen licht en duister.
Beiden hebben niets met elkaar te maken. (Duister is
bijbels niet het ontbreken van licht) Licht en duister zijn geschapen.
Scheiding is ordening.
Onderscheid en scheiding, geen verdeeldheid.
14. In Genesis 1 zeggen de joodse leraren, vind je 10 keer “God
zegt”. In feite staat dat er 9 keer. Maar “om te beginnen”
telt ook als Gods spreken mee, want God schept door te spreken.
15a. Sommigen zeggen: "Hoe kan er licht zijn? Er is nog een zon?"
Vanuit onze ervaring is dit correct, maar wie zegt dat de tekst het
over dit "licht voor ons" heeft. Is
het licht waarin wij leven altijd "strikt gebonden aan de zon"?
Heeft "allicht!" met de zon te maken.
Het licht in de tekst lijkt als het ware een ruimte, zoals straks ook
de wateren en het land.
15b. Alle dagen krijgen een rangtelwoord (tweede,
derde, enz.). De eerste dag is een uitzondering: Dag één.
Hoofdtelwoord.
6 En God zegt :
Er moet een uitspansel zijn tussen de wateren, een scheiding tussen water
en water.
7 En God maakt het uitspansel.
En Hij scheidt het water onder het uitspansel van het water erboven.
En zo geschiedt.
8 En God roept het uitspansel hemel.
Het wordt avond en het wordt ochtend. De tweede dag.
9 En God zegt:
Verzameld worden de wateren onder de hemel op één plaats,
zodat het droge zichtbaar wordt.
En zo geschiedt.
10 En het droge roept God land.
En de samenvloeiing van het water roept hij zee.
En God ziet: hoe goed!
11 En God zegt: Het land moet groen worden met jong groen, zaadvormend
gewas en vruchtbomen die ieder naar hun aard hun vruchten dragen, met
zaad erin.
Zo gebeurt het.
12 En uit het land schiet jong groen op, gras, zaadvormend gewas naar
hun aard, en bomen die ieder hun vruchten dragen, met zaad er in naar
hun aard.
En God ziet: hoe goed!
13 Het wordt avond en het wordt ochtend. De derde dag.
15. "Verzameld
worden". In de LXX (Septuaginta, de griekse vertaling
van de bijbel uit ongeveer 200 vóór) vind je hier een
vorm van het werkwoord syn-agoo, samen voeren, bijeenbrengen.
Het woord synagoge is daarvan afgeleid.
16. Zaadvormend en zaad.
Planten en bomen worden geschapen met oog voor de toekomst. Van hieruit
kun je ook begrijpen wat de farao doet wanneer hij de jongetjes van
de hebreeuwse slaven vermoordt. Hij wil de toekomst onmogelijk maken.
Zo ook Herodes bij de kindermoord in Bethlehem. Als er geen toekomst
is, komt er ook geen “geboren koning van de Joden”, en blijft
hij “koning Herodes”.
17a. Let op: van na af aan verschijnt in de tekst naar hun aard.
Het zal vaak terugkomen. Als dan dadelijk de mens geschapen wordt
ga je verwachten "naar hun aard". Als het fdan zover is merk
je: de mens is in dit theater de grote uitzondering.
17b. Op de derde dag vind je twee keer hoe goed. Daarom is
voor joodse mensen de dinsdag, de derde dag, een geliefde dag om te
trouwen. De dag voor bruid en bruidegom, voor wee keer goed.
14 En God zegt:
Er moeten lichten zijn aan het hemelgewelf, om scheiding te maken tussen
de dag en de nacht.
Zij zullen tekenen zijn voor de feesten, voor de dagen en de jaren,
15 en lampen aan het hemelgewelf om op aarde te lichten.
En zo gebeurt het.
16 En God maakt twee grote lampen, de grootste om over de dag te heersen,
de kleinste om te heersen over de nacht, en ook de sterren.
17 En God geeft hen een plaats aan het hemelgewelf om de aarde te verlichten,
18 om te heersen over de dag en over de nacht, en om het licht van de
duisternis te scheiden.
En God ziet hoe goed!
19 Het wordt avond en het wordt ochtend. De vierde dag.
18. Er moeten
lichten zijn. Zo ook: de wateren moeten wemelen, en: het land moet
voortbrengen. Alsof het er in zit en het er dus ook uit moet komen.
19. Bijbels heersen betekent blijkbaar
mogelijk maken, laten zijn.
20. De vierde dag is een keerpunt of een scharnier. Tel je vanaf dag
1 dan is dag vier het begin van de tweede helft. Maar je zou ook kunnen
tellen vanaf dag vier. Dan wordt de sabbath de spil, een scharnier.
Zoiets zien we ook met Pesach en Soekkoth. Het jaar begint met Pesach,
de eerste dag van de eerste maand, het voorjaar. Toch, rond Soekkoth
is Rosh Hasjannah, het begin van het jaar, het joodse Nieuw Jaar, in
het najaar. Op een of andere manier wil geleerd worden: de dag, en ook
het jaar, gaat van het donker naar het licht. (Soekkoth, het Loofhuttenfeest,
is een half jaar na Pesach.)
20 En God zegt:
Het water moet wemelen van levende wezens en boven het land moeten de
vogels vliegen langs het hemelgewelf.
21 En God schept de grote zeemonsters en al de krioelende dieren, waar
het water van wemelt naar hun aard,
en al de gevleugelde dieren naar hun aard.
En God ziet hoe goed!
22 En God zegent hen en Hij zegt: Groei en bloei ,
vul het water van de zee-en, en laat de vogels talrijk worden op het land.
23 Het wordt avond en het wordt ochtend. De vijfde dag.
21. Voor katholieke
mensen is zegenen altijd een kruis-teken maken. Maar een gezegend
mens is een rijk mens, wat dat rijk ook moge betekenen. Zegenen heeft
altijd met welvaart te maken. Maar het bevestigt ook de relatie tussen
God en de mens. In onze praktijk kun je zeggen: zegenen is Gods naam
verbinden met iets concreets. Denk aan Jezus die het brood zegent, en
de zegenbede spreekt bij de beker wijn. Zegenen betekent hier: Gezegend
ben jij Heer, onze God, die brood uit de akker doet voortkomen ... voor
de vrucht van de wijnstok.
24 En God zegt:
Het land moet levende wezens voortbrengen:
tamme dieren, kruipende dieren en wilde beesten naar hun aard.
En zo gebeurt het.
25 En God maakt de wilde beesten op het land naar hun aard, de tamme dieren
naar hun aard, en alles wat over de grond kruipt naar hun aard.
En God ziet: hoe goed is het.
26 En God zegt:
Laat ons de mens maken, als ons beeld naar onze gelijkenis.
Hij zal heersen over de vissen van de zee, over de vogels van de lucht,
over de tamme dieren,
over alle wilde beesten en over al het gedierte dat over de grond kruipt.
27 En God schept de mens naar zijn beeld ; als het beeld van God schept
Hij hem; mannelijk en vrouwelijk schept Hij hen.
28 En God zegent hen, en God spreekt tot hen: Groei en bloei ;
bevolk de aarde en onderwerp haar; heers over de vissen van de zee, over
de vogels van de hemel
en over al het gedierte dat over de grond kruipt.
29 En God zegt :
Ik geef jullie alle zaadvormende gewassen op de hele aardbodem en alle
bomen met zaaddragende vruchten;
zij zullen jullie tot voedsel dienen.
30 En aan alle wilde beesten, aan alle vogels van de hemel
en aan alles wat krioelt op aarde met leven bezield geef Ik al het groene
gewas als voedsel .
En zo gebeurt het.
31 God ziet alles wat Hij gemaakt heeft , en het is heel goed .
Het wordt avond en het wordt ochtend. De zesde dag.
22. Groei en bloei,
peroe oe-revoe. In het hebreeuws is dit een soort rijm. Daarom
is gekozen voor groei en bloei. Het traditionele “Weest vruchtbaar
en vermenigvuldigt U” is teveel als dreigement gebruikt om nu
nog als vertaling te kunnen dienen. Voor het hebreeuws is de vruchtbaarheid
van de zegen en van de vrouw altijd als een zegen beleefd.
23a. Laat ons maken. Waarom dit meervoud? Het moet enkelvoud
zijn. Want niet: de Goden zeggen, maar: God zegt. Mozes zou zelfs geprotesteerd
hebben: hoe kan ik dat nu opschrijven Heer! Een plurale majestatis?
Zou kunnen. Of: God richt zich tot de hemelse hofhouding. Dat zou ook
kunnen. De engelen van de liefde weten God ervan te overtuigen.
De mens is tot liefde in staat. De engelen van de waarheid
zijn er tegen. Mensen kunnen de waarheid geweld aandoen en spoken en
chaos los laten op de wereld. Maar de engelen van de gerechtigheid
zijn voor. Want de mens is tot gerechtigheid in staat. Maar de engelen
van de vrede zijn tegen. Want de mens brengt de oorlog in de
wereld. Blijkbaar zijn hier fundamentele waarden aan de orde. Waarheid
en vrede lopen gevaar wanneer de mens er is, maar hoe kan zonder de
mens liefde en gerechtigheid plaats vinden? God neemt dus een risico.
De Midrasj zegt: Kwar naásah Adaam: Adam is al gemaakt
(geworden). God zegt niet: laat ons de mens maken, maar: “De mens
is er al”. God heeft
de beslissing om te scheppen al genomen. Dan is de mens er dus ook eigenlijk
al. Dat maakt een derde interpretatie mogelijk: God zegt tegen de mens:
laat ons de mens maken. We, God en mens, zullen het samen moeten doen.
23b. Rond het jaar 70 hebben de joodse leraren 3 jaar gediscussieerd
over: als je ziet wat er gebeurt (de weg van Jerusalem tot de Middellandse
zee was aan weerszijden geflankeerd door kruisen waaraan de Romeinen
joodse “opstandelingen” hadden gekruisigd) – al je
al dat leed ziet, zou het dan niet beter geweest zijn als God de mens
niet geschapen had? De conclusie is: misschien zou het inderdaad beter
geweest zijn als God de mens niet geschapen had. Maar nu hij er is moet
hij er van maken wat er van te maken is.
24. Voor wie wil mee-rekenen. Hebreeuwse letters hebben ook cijferwaarde.
Alef is 1, Beth 2, Gimmel 3, enz.
Ha-Adam, de mens. He=5; Aleph=1;
Dalet=4; Mem=40. Totaal: 50.
Mi, wie. Mem=40; Jotha=10.
Totaal 50.
Adam=45. Mah=45.
Mah is Wat.
Het woord Adam heeft dezelfde cijferwaarde als David, Messjiach.
25. God is dus het voor-beeld. Zoals hij doet moeten wij (leren te)
doen. Daarom ook: de eerste betekenis van de eigenschappen van God is
de opdracht aan de mens om het te doen. “God is barmhartig”
betekent: het is mijn opdracht, barmhartig te zijn. God is goed betekent:
ik moet goed doen. Let wel “ik”. Het komt mij niet toe anderen
de wet voor te schrijven.
26. Het beeld: de enige. De mens is de enige, één, zoals
God één is. Even uniek als God.
27. De mens die naar Gods beeld geschapen is, is mannelijk en vrouwelijk.
Broederschap is daarom ook zusterschap. Die twee zijn niet identiek
maar gelijk. Het verschil wordt aangegeven, onderstreept en op gelijke
wijze overeind gehouden. Hier is geen hoger of lager, geen meer of minder,
geen ondergeschiktheid maar nevenschikking.
28. Voortdurend is en blijft het God spreekt. Dat gaat tot en met Exodus
20,4: “Heel het volk ziet de stem” (als van de bazuin) in
alle donder en bliksem wanneer Mozes de 10 woorden geeft, en Deuteronomium
4,15: want je hebt geen beeld gezien toen God met jullie sprak vanaf
de hoogte van de berg.
29. Deze noot is hier niet op zijn plaats, maar ik (JE) wil hem ergens
parkeren. Ik zet het hier neer, bij het voedsel.
Eros is volgens het Banket van Plato in de griekse mythologie het kind
van Poros (bron, overvloed) en Penia (gebrek). Penia verleidt Poros
die te veel wijn van nektar van aphrodite gedronken heeft. Vanwege zijn
moeder, Gebrek, is Eros steeds op zoek.
30. De mens als planteneter!
31. De schepping van de mens wordt niet afgesloten met “hoe goed!”,
want, dat staat nog te bezien. Wel wordt nu alles gezien.
Alles betekent dat er ook een plaats is voor het ongeluk en
het kwaad, ook voor de dood. In feite eindigt elke dag met avond morgen,
de volgende dag. Bovendien: bestaat het goede wel als het kwade er niet
is? De rabbijnen zijn te nuchter voor “Halleluja, halleluja, niks
aan de handa”(Reve). Er moet een plaats zijn voor het kwaad. Dat
gaat tot een uitleg van Rabbi Meir, 2e eeuw, die hier niet leest
tov meod, maar tov mavete de dood is goed. (Vgl. J.Derrida,
Donner la mort, Galilée Parijs 1999. “Geloven
is niet zeker (pas assurée) want dat is geloof nooit. Het kan
nooit een zekerheid zijn. Met Abraham delen we wat je nooit delen kunt,
een geheim waar we niets van weten, noch hij, noch wij. Een geheim delen
betekent niet weten of een geheim breken. Het is: dat delen waar je
niets van weet. Wat is een geheim waar je niets van weet en een delen
van iets dat zich niet deelt … de geheime waarheid van het geloof,
absolute verantwoordelijkheid en absolute passie, zegt Kierkegaard.
Het is geen geheim dat je van generatie op generatie doorgeeft. Geen
geheim met een geschiedenis. Maar het is het geheim waarvan je alleen
kunt zeggen: je moet altijd beginnen.” De traditie herhaalt zonder
ophouden dat het begin absoluut is. (a.w. p. 112v) .
Jean-Luc Nancy “hergebruikt” voor het absoluut nieuwe, (nog
nooit eerder geweest) van het nu het aloude begrip schepping.
32. Het langer worden van de tekst die we kennen na elke voorafgaande
dag maakt ons misschien attent op een aarzeling. Er moet nog iets. De
rabbijnen zeggen: er moet nog iets blijken van een verbond tussen God
en de mensen. Is er zoiets? De vijf heeft altijd de neiging te verwijzen
naar de vijf boeken van Mozes. Vijf keer ook komen we het woord licht
tegen (vs 2-5). De Midrasj zegt: God heeft eerst de wereld en de Torah
geschapen. Want licht moet er zijn. De Torah is zoiets als de organisatie
van de wereld. De instemming van de mens is daarbij onontbeerlijk. Zodra
de mens er dus is ligt er de vraag: gaat de mens in zee met de Torah?
Is er een instemming?
Op de zesde dag van de maand Sjivan begint de Exodus.
Genesis 2
1. En zo worden voltooid de hemel en de aarde, en heel
hun heir.
2. Op de zevende dag voltooit God het werk dat Hij gemaakt heeft.
Hij rust op de zevende dag van al zijn werk dat Hij gemaakt heeft.
3. God zegent de zevende dag en hij maakt hem heilig,
want op die dag rust God van al het werk dat Hij scheppend gemaakt heeft
.
4. Dit is de geschiedenis van de hemel en de aarde: ze zijn geschapen
.
33. Bij heel
goed. Tot nu toe is het verhaal descriptief, nu wordt
het normatief. God is hier niet degene die tevreden is met zijn werk
(dat heb ik goed gedaan!) maar, en dat is nieuw, Hij spreekt een waardeoordeel
uit.
34. Jom Hasjisji, de zesde dag. Rabbijnen hebben gezien dat de laatste
woorden van Genesis 1 de Jotha en de Hé zijn, de eerste twee
letters van de naam van God die niet uitgesproken wordt (JHWH). Genesis
2 begint met Wajkoeloe Hasjamaiiem. Waw en Hé. De laatste twee
letters van de Godsnaam. En ze zeggen: de wereld van de materie bevat
de eerste helft, de wereld van Sjabbath, van de geest, de twee helft
van de naam van God. Materie en geest kunnen niet sterker verbonden
worden.
35. De schepping is dus voltooid, af. Zegenen en heiligen staan
nu centraal. Zegenen, welvaart toewensen, Gods naam verbinden met. Heiligen:
apart stellen, onderscheiden, onderkennen, om tot zijn recht te laten
komen. Wanneer je iemand groet dan valt die ander blijkbaar niet samen
met het trottoir waar hij of zij op loopt. Groeten is dan “heiligen”.
Zijn laten. Gelassenheit. Heilig is ook onherleidbaar, uniek. Als G-d.
Vgl Leviticus 19,2. Zie ook Matteüs 5,48. Dit gaat terug op “beeld
en gelijkenis” Zie boven, noot 25.
36. De sabbath is onmiskenbaar het hoogtepunt van het zevendagen-verhaal.
In het verhaal in de tuin is dat de mens.
Het eerste verhaal (zeven dagen): inventarisatie van de wereld; het
tweede (tuin) inventarisatie van de relatie(s)
37a. Genesis 1,1: BeresjiT barA
ElohieM (om te beginnen God schept). De laatste
letters van de eerste drie woorden vormen samen het hebreeuwse woord
EMET, is waarheid, is een daad van genegenheid.
37b. "Dat hij geschapen heeft door het te maken". Hebr. Bara
elohiem laássot. Ook daar
dezelfde drie letters. De waarheid aan het begin en de waarheid aan
het einde van het project. Om het project tot een goed einde te brengen
heb je een wezen nodig dat gemaakt is uit de hemel en de aarde, uit
het begin en de voltooiing, met de eindeloze wil om de waarden uit de
hemel op aarde te brengen.
Vgl Psalm 85,12: waarheid (daad van genegenheid, trouw) groeit op uit
de aarde.
38 1. Vgl. Histoires d’amour: wat er met liefde aan de
hand is. Het boek is van Julia Kristeva, Parijs 1983. De nederlandse
vertaling kreeg ten onrechte als titel mee "Liefdesgeschiedenissen".
Hoe is in de loop van de westerse geschiedenis over de liefde geschreven
en welke kijk op aspecten van de liefde blijkt daaruit. Daarbij is te
denken aan namen als Paulus, Johannes, Thomas van Aquino, Bernardusvan
Clairvaux, of aan figuren als Daon Juan, Romeo en Julia, en teksten
als het Stabat Mater, Liederen van Troubadours, De Roman
de la Rose.
Kortom: geschiedenis
isniet enkel dat wat op gang klomt na de prehistorie.
40. Toledot van de hemel en de aarde. (Hetzelfde woord vind
je in 5,1 Adam; 6,9 Noach; 10,1 De zonen van Noach; 11,10 Sem; 11.27
Terach; 25,12 Ismael; 25,19 Isaak; 36,1 Esau; 37,2 Jacob). Bij dat alles
gaat het, schrijft Benno Jacob, (Genesis, Berlijn 1934, New
York KTAV 1974) over de Herkunft van de Benej Jisraeel, de kinderen
van Israël. Het woord toledot is afgeleid van YaLaD, verwekken.
Een kind is een Yeled. Hoe het verder gaat, zijn gang gaat.
De aarde lijkt het kind van de hemel en de aarde.
41. Behibaram. Je ziet het werkwoord BaRA, scheppen.
Omdat het hebreeuws geen medeklinkers opschrijft kun je ook lezen: beabaraham.
Alsof de wereld geschapen is in Abraham, omwille van Abraham, - zeggen
sommige leraren. Het komt ons misschien als “gezocht” voor,
maar wanneer de sjoel begint met Genesis merk je dat ze bijna niet kunnen
wachten. De synagoge is twee zaterdagen bezig met Genesis 1-11. Dan
pas de langverwachte!
Met het oog op Abraham, omwille van de verdienste van Abraham, de eerste
die, wanneer God spreekt, doet alsof hem iets gezegd is.
Genesis
Rabbah
is een verzameling
"commentaren" van Rabbijnen uit de 2e tot 6e eeuw op tekstdelen
van Genesis. Zie verder ter plaatse.
|